Goltzius, D. Uitgelezen Bijbelstoffen

UITGELEZEN BIJBELSTOF

Zo van het Oude als van het Nieuwe Testament

Schriftmatig verhandeld

Tot kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is.

DOOR

DOMINICUS GOLTZIUS

 

Bedienaar van het Heilig Evangelie te Hindelopen

 

INHOUD

 

PSALM 84:1

1 Voor den opperzangmeester, op de Gittith; een Psalm voor de kinderen van Korach.

2 Hoe lieflijk zijn Uw woningen, o HEERE der heirscharen!

 

PSALM 84:3

3 Mijn ziel is begerig en bezwijkt ook van verlangen naar de voorhoven des HEEREN; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God.

 

PSALM 84:4

4 Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jonkskens legt, bij Uw altaren, HEERE der heirscharen, mijn Koning en mijn God.

 

PSALM 84:5

  1. Welgelukzalig zijn zij die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela.

 

PSALM 84:6

6 Welgelukzalig is de mens wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn.

 

PSALM 84:7

7 Als zij door het dal der moerbeziebomen doorgaan, stellen zij Hem tot een Fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken.

 

 

PSALM 84:8

8 Zij gaan van kracht tot kracht, een iegelijk van hen zal verschijnen voor God in Sion.

 

PSALM 84:9,10

9 HEERE, God der heirscharen, hoor mijn gebed; neem het ter ore, o God Jakobs. Sela.
10 O God, ons Schild, zie; en aanschouw het aangezicht Uws gezalfden.

 

PSALM 84:11

11 Want één dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders; ik koos liever aan den dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid.

 

PSALM 84:12a

12 Want God de HEERE is een Zon en Schild; de HEERE zal genade en ere geven.

 

PSALM 84:12b Tweede deel

Hij zal het goede niet onthouden dengenen die in oprechtheid wandelen.

 

PSALM 84:13

13 HEERE der heirscharen, welgelukzalig is de mens die op U vertrouwt.

 

MATTHEÜS 17:1

1 En na zes dagen nam Jezus met Zich Petrus en Jakobus en Johannes, zijn broeder, en bracht hen op een hogen berg alleen.

MATTHEÜS 17:2

2 En Hij werd voor hen veranderd van gedaante; en Zijn aangezicht blonk gelijk de zon, en Zijn klederen werden wit gelijk het licht.

 

MATTHEÜS 17:3

3 En zie, van hen werden gezien Mozes en Elía, met Hem samensprekende.

 

MATTHEÜS 17:4

4 En Petrus antwoordende zeide tot Jezus: Heere, het is goed dat wij hier zijn; zo Gij wilt, laat ons hier drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en een voor Elía.

 

MATTHEÜS 17:5a

5 Terwijl hij nog sprak, zie, een luchtige wolk heeft hen overschaduwd; en zie, een stem uit de wolk, zeggende.

 

MATTHEÜS 17:5b

Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem.

 

MATTHEÜS 17:6,7 

6 En de discipelen dit horende, vielen op hun aangezicht en werden zeer bevreesd.

7 En Jezus bij hen komende, raakte hen aan en zeide: Staat op en vreest niet.

 

MATTHEÜS 17:8,9

8 En hun ogen opheffende, zagen zij niemand dan Jezus alleen.

9 En als zij van den berg afkwamen, gebood hun Jezus, zeggende: Zegt niemand dit gezicht, totdat de Zoon des mensen zal opgestaan zijn uit de doden.

 

MATTHEÜS 17:10,11

10 En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Wat zeggen dan de schriftgeleerden dat Elía eerst moet komen?

11 Doch Jezus antwoordende zeide tot hen: Elía zal wel eerst komen en alles wederoprichten.

 

MATTHEÜS 17:12,13

12 Maar Ik zeg u, dat Elía nu gekomen is, en zij hebben hem niet gekend; doch zij hebben aan hem gedaan al wat zij hebben gewild; alzo zal ook de Zoon des mensen van hen lijden.

13 Toen verstonden de discipelen dat Hij hun van Johannes den Doper gesproken had.

 

JESAJA 52:13

13 Zie, Mijn Knecht zal verstandiglijk handelen; Hij zal verhoogd en verheven, ja, zeer hoog worden.

 

PSALM 39:7

7 Immers wandelt de mens als in een beeld, immers woelen zij ijdellijk; men brengt bijeen, en men weet niet wie het naar zich nemen zal.

 

PSALM 92:13-15

13 De rechtvaardige zal groeien als een palmboom, hij zal wassen als een cederboom op Libanon.

14 Die in het huis des HEEREN geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onzes Gods.

15 In den grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten dragen; zij zullen vet en groen zijn.

 

SPREUKEN 8:34,35

34 Welgelukzalig is de mens die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de posten Mijner deuren.

35 Want die Mij vindt, vindt het leven, en trekt een welgevallen van den HEERE.

 

JESAJA 50:10

10 Wie is er onder ulieden, die den HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternissen wandelt en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den Naam des HEEREN en steune op zijn God.

 

JEREMIA 6:16a

16 Zo zegt de HEERE: Staat op de wegen en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin; zo zult gij rust vinden voor uw ziel.

 

HOSEA 8:12

12 Ik schrijf hem de voortreffelijkheden Mijner wet voor, maar die zijn geacht als wat vreemds.

 

1KORINTHE 13:1

1 Al ware het dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal of luidende schel geworden.

 

1KORINTHE 13:2

2 En al ware het dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap, en al ware het dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets.

 

1KORINTHE 13:3

3 En al ware het dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het dat ik mijn lichaam overgaf opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven.

 

1KORINTHE 13:4a

4 De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren.

 

1KORINTHE 13:4b

De liefde is niet afgunstig.

 

1KORINTHE 13:4c

De liefde handelt niet lichtvaardiglijk.

 

1KORINTHE 13:4d

De liefde is niet opgeblazen.

 

1KORINTHE 13:5a

5 Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet.

 

1KORINTHE 13:5b

Zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad.

 

1KORINTHE 13:5b

Zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad.

 

 

1KORINTHE 13:7a 

7 Zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen.

 

1KORINTHE 13:7b

Zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen.

 

1KORINTHE 13:8a

De liefde vergaat nimmermeer.

 

1KORINTHE 13:8b.

Maar hetzij profetieën, zij zullen tenietgedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal tenietgedaan worden.

 

1KORINTHE 13:9

9 Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele.

 

1KORINTHE 13:10

10 Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen dat ten dele is, tenietgedaan worden.

 

1KORINTHE 13:11

11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik tenietgedaan hetgeen eens kinds was.

 

1KORINTHE 13:12a

12 Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht.

 

 

1KORINTHE 13:12b

Nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen gelijk ook ik gekend ben.

 

1KORINTHE 13:13

13 En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde.

 

1KORINTHE 13:13b

En nu blijft de hoop.

 

1KORINTHE 13:13c

Doch de meeste van deze is de liefde.

 

JOHANNES 8:6b,8

6 Maar Jezus nederbukkende, schreef met den vinger in de aarde.

8 En wederom nederbukkende, schreef Hij in de aarde.

 

2KORINTHE 5:19

19 Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende.

 

2KORINTHE 5:19b,10

En heeft het woord der verzoening in ons gelegd.

20 Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen.

 

2KORINTHE 5:21

21 Want Dien Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.

 

2TIMOTHEÜS 1:12b

Want ik weet Wien ik geloofd heb, en ik ben verzekerd dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag.

 

HEBREEËN 13:14

14 Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende.

 

NUMERI 17:7-9

7 En Mozes legde deze staven weg voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis.

8 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Mozes in de tent der getuigenis inging; en zie, Aärons staf, voor het huis van Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort en bloesemde bloesem en droeg amandelen.

9 Toen bracht Mozes al deze staven uit van voor het aangezicht des HEEREN tot al de kinderen Israëls; en zij zagen het en namen elk zijn staf.