Beukelman J. – Feeststoffen

Lijdende en verheerlijkte Immanuël

deel 2, feeststoffen € 40,-

Waaraan toegevoegd een nieuwjaarspredikatie en  belijdenispredikatie.

INHOUD

LUKAS 2:1-7                                                          

En het geschiedde in diezelve dagen, dat er een gebod uitging van den keizer Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden.

Deze eerste beschrijving geschiedde, als Cyrénius over Syrië stadhouder was.

En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad.

En Jozef ging ook op, van Galiléa uit de stad Nazareth, naar Judéa tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt (omdat hij uit het huis en geslacht Davids was),

Om beschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was.

En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou.

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.

LUKAS 11: 8-12                                                     

En er waren herders in diezelve landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde.

En zie, een engel des Heeren stond bij hen, en zij vreesden met grote vreze.

En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal;

Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, Welke is Christus de Heere, in de stad Davids.

En dit zal u het teken zijn: Gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe.

LUKAS 2:13,14                                                      

En van stonden aan was daar met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende:

Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.

LUKAS 2:15-20                                                      

En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar den hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan tot Bethlehem en laat ons zien het woord, dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft kond gedaan.

En zij kwamen met haast en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe.

En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeken gezegd was.

En allen die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders.

Doch Maria bewaarde deze woorden alle tezamen, overleggen­de die in haar hart.

En de herders keerden weder, verheerlijkende en prijzende God over alles wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was.

LUKAS 2:21                                                           

En als acht dagen vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn Naam genaamd JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was.

LUKAS 2:29                                                           

Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw woord.

LUKAS 2:30                                                            

Want mijn ogen hebben Uw Zaligheid gezien.

LUKAS. 2:31,32                                                     

Die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken:

Een Licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van Uw volk Israël.

MATTHEÜS 28:1-4                                               

En laat (na) den sabbat, als het begon te lichten tegen den eersten (dag) der week, kwam Maria Magdaléna en de andere Maria, om het graf te bezien.

En ziet, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam toe en wentelde den steen af van de deur en zat op denzelven.

En zijn gedaante was gelijk een bliksem, en zijn kleding wit gelijk sneeuw.

En uit vrees van hem zijn de wachten zeer verschrikt geworden en werden als doden.

MATTHEÜS 28:5-8                                               

Maar de engel, antwoordende zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet: want ik weet dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was.

Hij is hier niet, want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere gelegen heeft.

En gaat haastelijk heen en zegt Zijn discipelen, dat Hij opgestaan is van de doden; en zie, Hij gaat u voor naar Galiléa, daar zult gij Hem zien. Zie, ik heb het ulieden gezegd.

En haastelijk uitgaande van het graf met vreze en grote blijdschap, liepen zij heen, om (hetzelve) Zijn discipelen te boodschappen.

JOHANNES 20:11-18                                            

En Maria stond buiten bij het graf, wenende. Als zij dan weende, bukte zij in het graf.

En zag twee engelen in witte klederen zitten, een aan het hoofd en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had.

En die zeiden tot haar: Vrouw, wat weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben.

En als zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts, en zag Jezus staan, en zij wist niet, dat het Jezus was.

Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt gij? Zij, menende dat het de hovenier was, zeide tot Hem: Heere, zo gij Hem weggedragen hebt, zeg mij, waar gij Hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegnemen.

Jezus zeide tot haar: Maria! Zij zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni, hetwelk is gezegd: Meester.

Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God.

Maria Magdalena ging en boodschapte den discipelen, dat zij den Heere gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had.

LUKAS 24:13-24                                                    

En zie, twee van hen gingen op denzelven dag naar een vlek dat zestig stadiën van Jeruzalem was, welks naam was Emmaüs.

En zij spraken tezamen onder elkander van al deze dingen, die er gebeurd waren.

En het geschiedde, terwijl zij samenspraken en elkander ondervraagden, dat Jezus Zelf bij hen kwam en met hen ging.

En hun ogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden.

En Hij zeide tot hen: Wat redenen zijn dit, die gij wande­lende onder elkander verhandelt, en waarom ziet gij droevig?

En de een, wiens naam was Kléopas, antwoordende, zeide tot Hem: Zijt Gij alleen een vreemdeling te Jeruzalem, en weet niet de dingen, die deze dagen daarin geschied zijn?

En Hij zeide tot hen: Welke? En zij zeiden tot Hem: De dingen aangaande Jezus de Nazaréner, Welke een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk;

En hoe onze overpriesters en oversten Denzelven overgele­verd hebben tot het oordeel des doods, en Hem gekruisigd hebben.

En wij hoopten, dat Hij was Degene Die Israël verlossen zou. Doch ook benevens dit alles is het heden de derde dag, van dat deze dingen geschied zijn.

Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld, die vroeg in den morgen­stond aan het graf geweest zijn;

En Zijn lichaam niet vindende, kwamen zij en zeiden, dat zij ook een gezicht van engelen gezien hadden, die zeggen dat Hij leeft.

En sommigen dergenen die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet.

LUKAS 24:25-27                                                    

En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart om te geloven al hetgeen dat de profeten gesproken hebben!

Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan?

En begonnen hebbende van Mozes en van al de Profeten, legde Hij hun uit in al de Schriften hetgeen van Hem geschreven was.

LUKAS. 24:28-35                                                   

En zij kwamen nabij het vlek, waar zij naar toe gingen; en Hij hield zich, alsof Hij verder gaan zou.

En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf met ons, want het is bij den avond, en de dag is gedaald. En Hij ging in om met hen te blijven.

Eu het geschiedde, als Hij met hen aanzat, nam Hij het brood en zegende het, en als Hij het gebroken had, gaf Hij het hun.

En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht.

En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg en als Hij ons de Schriften opende?

En zij opstaande ter zelver ure, keerden weder naar Jeruzalem, en vonden de elve tezamen vergaderd, en die met hen waren,

Welke zeiden: De Heere is. waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien.

En zij vertelden hetgeen op den weg (geschied) was, en hoe Hij hun bekend was geworden in het breken des broods.

LEERREDE OVER DE BELIJDENIS DES GELOOFS

TEKST: JOHANNES 13:17                                              

Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij dezelve doet.

HANDELINGEN 1:9                                                         

En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.

HANDELINGEN 1:10 en 11                                             

En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer; ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding, welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus Die van u opgenomen is in den hemel zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren.

HANDELINGEN 2:1-4                                         

En als de dag van het Pinkster(feest) vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen.

En er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen gedreven wind, en vervulde het gehele huis, waar zij zaten.

En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen.

En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.

HANDELINGEN 2:5-13.                                      

En er waren Joden, te Jeruzalem wonende, godvruchtige mannen van allen volke dergenen die onder den hemel zijn.

En als deze stem geschied was, kwam de menigte tezamen en werd beroerd, want een iegelijk hoorde hen in zijn eigen taal spreken.

En zij ontzetten zich allen en verwonderden zich, zeggende tot elkander: Zie, zijn niet al dezen, die daar spreken, Galileeërs?

En hoe horen wij hen een iegelijk in onze eigen taal, in welke wij geboren zijn?

Parthers en Meders en Elamieten, en die inwoners zijn van Mesopotamië, en Judea, en Cappadocië, Pontus en Azië,

En Frygië, en Pamfylië, Egypte en de delen van Libië, hetwelk bij Cyréne ligt, en uitlandse Romeinen, beide Joden en Jodengenoten,

Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken.

En zij ontzetten zich allen en werden twijfelmoedig, zeggende de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn?

En anderen spottende, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijn.

HANDELINGEN 2:14-18                                     

Maar Petrus staande met de elve, verhief zijn stem en sprak tot hen: Gij Joodse mannen, en gij allen die te Jeruza­lem woont, dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan.

Want dezen zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is eerst de derde ure van den dag.

Maar dit is het, wat gesproken is door den profeet Joël:

En het zal zijn in de laatste dagen (zegt God), Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.

En ook op Mijn dienstknechten en op Mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten, en zij zullen profeteren.

HANDELINGEN 2:19-21                                     

En Ik zal wonderen geven in den hemel boven, en tekenen op de aarde beneden, bloed, en vuur, en rookdamp.

De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat de grote, en doorluchtige dag des Heeren komt.

En het zal zijn, dat een iegelijk die den Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden.