Meiners E. – Schrituurlijke wegwijzer

SCHRIFTUURLIJKE WEGWIJZER voor onbekommerden, overtuigden en gelovigen

Worden de onbekommerden naar het Woord van de Heere tot overtuiging bestuurd, overtuigden naar het Evangelie tot de staat der genade opgeleid en gelovigen naar de inhoud van het Evangelie en de aard van het genadeverbond onderricht en onderwezen om in hun genadestaat bevestigd te worden en om in de heiligmaking te vorderen.

Voor minder ervarenen in de vorm van vragen en antwoorden opgesteld

door

EDUARD MEINERS

In zijn leven predikant te Emden

 

INHOUD

Hoofdstuk 1

Onbekommerden naar het Woord van de Heere tot overtuiging geleid

 

Vraag: Tot welk doel is de mens door God geschapen?

Vr. Kan de mens na de val dat doel beantwoorden?

Vr. Hoe bestaat dan de mens van nature?

Vr. Bestaan zo alle mensen van nature?

Vr. Welke dingen kunnen als oorzaken van  deze verscheidenheid aangemerkt worden?

Vr. In welke onbekeerden heeft het wortelkwaad meer de overhand gekregen?

Vr. In welke onbekeerden heeft het wortelkwaad minder de overhand gekregen?

Vr. Bevinden zich niet alle mensen van nature in een rampzalige toestand en zal hun einde niet verschrikkelijk zijn als zij in die staat sterven?

Vr. Is er dan voor onbekeerden geen kans meer om behouden te worden; is alle hoop van zalig te kunnen worden hun voor eeuwig afgesneden?

Vr. Wie kan, wie moet dan de zondaar overtuigen?

 

Hoofdstuk 2

Overtuigden naar de inhoud van het Evangelie opgeleid tot de staat der genade

 

Vr. Wie verstaat ge door overtuigden?

Vr. Toon nader aan, hoe het met deze overtuigden gesteld is?

Vr. Moet er overtuiging voorafgaan, zal iemand tot de staat der genade geraken?

Vr. Wat hebben overtuigden tot hun onderrichting in acht te nemen?

Vr. Kan wel onfeilbaar gezegd worden dat de overtuiging doorbreken zal tot ware genade?

Vr. Hoe moeten overtuigden niet behandeld worden?

Vr. Mag en moet men degene die wezenlijk overtuigd zijn aanstonds naar Jezus wijzen?

Vr. Is het dan niet gevaarlijk voor overtuigden om zonder grond gerust te worden als men hen zo aanstonds naar Jezus wijst?

Vr. Wat zijn de gewoonste en voornaamste bezwaren van overtuigden?

Vr. Wat is het eerste bezwaar?

Vr. Wat is het tweede bezwaar?

Vr. Wat is het derde bezwaar?

Vr. Wat is het vierde bezwaar?

Vr. Wat is het vijfde bezwaar?

Vr. Wat is het zesde bezwaar?

Vr. Wat is het zevende bezwaar?

Vr. Wat is het achtste bezwaar?

Vr. Waar hebben overtuigden zich voor te hoeden?

Vr. Welke middelen hebben overtuigden waar te nemen?

Vr. Hoe moeten overtuigden de genoemde middelen gebruiken?

Vr. Wanneer gaan overtuigden onder het gebruik van de middelen door de zaligmakende werking van de Geest uit de staat van de natuur over tot de staat der genade? Vr. Waarin bestaat nu het gelovig aannemen van Christus door een waarachtig geloof?

Vr. Hoe worden overtuigden door de Geest van de Heere herboren?

Vr. Hoe bekeren overtuigden zich door de Geest van de Heere?

 

Hoofdstuk 3

Gelovigen, herborenen en bekeerden onderricht om in hun genadestaat bevestigd te worden

 

Vr. Hoe is het met de staat waartoe gelovigen, herborenen en bekeerden overgaan, gelegen?

Vr. Durven alle gelovigen, herborenen en bekeerden hun staat zo wel aanmerken en zijn zij allen en altijd daarvan verzekerd?

Vr. Wat zijn de oorzaken van het twijfelen van de gelovigen aan hun genadestaat?

Vr. Wat zijn de voornaamste redenen waarom de gelovigen aan hun staat twijfelen?

Vr. Wat hebben gelovigen tot hun leiding in acht te nemen om onder de bewerking van de Heilige Geest

tot de verzekering van hun staat te geraken?

Vr. Waaruit kunnen gelovigen als zij door Gods Woord en Geest krachtig en gevoelig van hun staat

verzekerd worden, weten dat die verzekering echt is en geen wijsmaking van de satan of van het arglistig hart?

Vr. Geeft God aan de gelovigen niet deze en gene plaatsen uit het Oude en Nieuwe Testament die dienen tot hun verzekering, enz. En hoe is het daarmee gelegen?

Vr. Wat hebben verzekerden te behartigen om de verzekering te behouden en te bevorderen?

Vr. Hoe moeten verzekerden de zwakke en twijfelmoedige gelovige zielen versterken en vertroosten?

 

Hoofdstuk 4

Gelovigen, herborenen en bekeerden onderwezen om in de heiligmaking te vorderen

Vr. Hoe kan en moet de heiligmaking worden aangemerkt?

Vr. Toon dit wat nader aan?

Vr. Op welke wijze zetten de gelovigen hun heiligmaking voort?

Vr. Zijn dan de gelovigen verplicht tot de beoefening van Godzaligheid of tot de bevordering van heiligmaking?

Vr. Hoe moet ondertussen de verplichting van de gelovigen naar de inhoud van het Evangelie en de aard van het genadeverbond opgevat worden?

Vr. Mogen en moeten leraren de gelovigen hun verplichting voorhouden?

Vr. Hoe hebben gelovigen zich volgens hun verplichting naar de inhoud van het Evangelie en de aard van het genadeverbond te gedragen omtrent de oude mens, de inwendige zonde of de nog aanklevende verdorvenheid en de zondige daden die daaruit voortkomen?

Vr. Hoe hebben de gelovigen zich volgens hun verplichting naar de inhoud van het Evangelie en de aard

van het genadeverbond te gedragen omtrent de zonden die in het hart omgaan en naar buiten bedreven zijn?

Vr. Mogen gelovigen zich wel tevreden stellen met de gedachte dat God van eeuwigheid besloten heeft de zonden, en zo ook hun zonden, heilig toe te laten en dat dus volgens dat besluit van God ook hun zonden hebben moeten geschieden?

Vr. Hoe hebben gelovigen zich betamelijk te gedragen omtrent Gods heilige en wijze bestelling dat er altijd nog zonden, zelfs in de allerheiligste, daarom ook in hen, hier op aarde overblijven?

Vr. Mogen gelovigen zich wel meteen gerust stellen op hun begane zonden met de gedachte dat Jezus voor deze volkomen betaald heeft, dat de Vader hun deze in de rechtvaardigmaking heeft kwijt gescholden en daaruit besluiten dat zij niet nodig hebben opnieuw om de vergeving van de begane zonden in boetvaardigheid en geloof aan te houden?

Vr. Hoe hebben gelovigen zich volgens hun verplichting naar de inhoud van het Evangelie en de aard van het genadeverbond te gedragen omtrent de oefening van de Godzaligheid of allerlei christelijke deugden?

Vr. Hoe dan ten eerste?

Vr. Hoe ten tweede?

Vr. Hoe ten derde?

Vr. Hoe ten vierde?

Vr. Hoe ten vijfde?

Vr. Hoe ten zesde?

Vr. Hoe ten zevende?

Vr. Waarvoor hebben gelovigen zich zorgvuldig in en door de genade van de Heere te hoeden?

Vr. Waarvoor ten eerste?

Vr. Waarvoor ten tweede?

Vr. Waarvoor ten derde?

Vr. Waarvoor ten vierde?

Vr. Waarvoor ten vijfde?

Vr. Waarvoor ten zesde?

Vr. Waarvoor ten zevende?

Vr. Waarvoor ten achtste?

Vr. Waarvoor ten negende?

Vr. Waarvoor ten tiende?

Vr. Waarvoor ten elfde?

Vr. Hoe heeft men zich te gedragen omtrent degenen die zich aan één of ander van de opgetelde zonden en gebreken zeker schuldig maken?