Smytegelt B. – Des Christens heil en sieraad

Des Christens heil en sieraad € 39,50

Eerst vijf preken die handelen over het verkrijgen van de vrede Gods en hoe zich te gedragen. Daarna over het afgezonderde leven van een Christen, en de gemeenschap met God, de Kerk; waarna een leven in tijden van afzondering verklaard wordt. Veel vragen van het gemoed worden opgelost.

Beperkt voorradig

ISBN 978-90-79473-03-8

INHOUD

EERSTE PREDIKATIE OVER FILIPPENZEN 4:7

  1. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en zinnen bewaren in Christus Jezus.

 

TWEEDE PREDIKATIE OVER FILIPPENZEN 4:7

  1. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en zinnen bewaren in Christus Jezus.

WAARIN VERHANDELD WORDT:

  1. De kentekenen van die vrede Gods, met enige vragen aan iemand, die zegt dat het met hem uit is.
  2. Die wel de eerste vrede met God vinden, maar de uitlating daarvan missen, worden behandeld.
  3. Wanneer deze vrede niet, en wanneer die wel te wachten is.
  4. Welke wegen in te slaan om tot die vrede te komen.

 

DERDE PREDIKATIE OVER FILIPPENZEN 4:7

  1. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en zinnen bewaren in Christus Jezus.

WAARIN DEZE VIER VRAGEN EN GEVALLEN BEHANDELD WORDEN:

  1. Of een burgerlijk mens, die een mondchristen is, niet kan zeggen dat hij die grote vrede in zijn hart heeft?
  2. Of die vrede geen blijken heeft dat ze een zorgeloze vrede is?
  3. Of de ware vrede geen blijken in zich heeft en vertoont in Gods kinderen, dat het geen zorgeloosheid is?
  4. Of iemand die deze vrede gekregen heeft, die wel weer kwijt kan raken?

 

VIERDE PREDIKATIE OVER FILIPPENZEN 4:7

  1. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus.

WAARIN ZEVEN GEVALLEN VAN CONSCIËNTIE OPGELOST WORDEN.

  1. Of God aan Zijn vrienden die vrede altijd zo laat voelen.
  2. Of Zijn vrienden altijd hun liefde tot God uitlaten.
  3. Of God niet heilig is, als Hij Zich somtijds voor hen verbergt.
  4. Wat zij doen moeten, om die gebroken vriendschap te her­stellen.
  5. Waar gij aan kunt zien, dat het herstel van die vrede niet verre is.
  6. Hoe ze zorgen moeten, als ze die vrede weer gekregen hebben, om die te bewaren.
  7. Een moedgevend woordje voor die zeggen, dat zij die vrede missen, en er evenwel ziek om zijn.

 

VIJFDE PREDIKATIE OVER FILIPPENZEN 4:7

  1. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus.

 

EERSTE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

 

TWEEDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DRIE ZAKEN VERHANDELD WORDEN.

  1. Te zien, waar de zonde heerst.
  2. Een schrikkelijke zwarigheid, twee of drie, die Gods kinderen zwaar op het hart liggen, worden opgelost.
  3. Een heilig mens wordt in zijn sieraad vertoond.

 

DERDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN VERHANDELD WORDEN DEZE VIJF VRAGEN.

  1. Is het zo schoon heilig te zijn, kan men dan hier wel volmaakt zijn? Is er een volmaaktheid hier?
  2. Al is er volmaaktheid, is er evenwel geen onvolmaaktheid bij? Kan men hier wel zo volmaakt zijn, zonder enige onvol­maaktheid?
  3. Zijn er geen redenen in het Woord, om te denken dat een mens hier zonder zonde leven kan?
  4. Hoe moet ik en elk onzer werkzaam zijn in die beschikking Gods, dat elke vrome verdorvenheden heeft?
  5. Of er niet wat goeds uit de zonde voortkomt voor een heilig mens?

 

VIERDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DEZE DRIE ZAKEN VERHANDELD WORDEN

  1. Wat ons elk moet klemmen om heilig te leven.
  2. Wat de reden mag zijn dat men somtijds de tederste heili­gen zo donker vindt.
  3. III. De oorzaken waar het vandaan komt, dat de eerstbeginnen­den, die dikwijls slordige Christenen zijn, zo vrolijk en verzekerd leven?

 

VIJFDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN TIEN MIDDELEN ALS ZOVELE RAADGEVINGEN AAN DE HAND WORDEN GEGEVEN, OM TE VORDEREN IN DE HEILIGMAKING.

 

ZESDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DEZE VIER STUKKEN BEHANDELD WORDEN TOT VORDERING IN DE HEILIGMAKING

  1. Of de vromen in het oordeel voor de Heere zullen gesteld worden?
  2. Of de fouten en ranken van de vromen zullen opgehaald worden of niet?
  3. Waarom de Heere in het gericht zoveel van de deugden van Zijn kinderen belieft te spreken?
  4. Een vraag drie of vier.

 

ZEVENDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DEZE VIJF ZAKEN VERHANDELD WORDEN.

  1. Hoe de vromen de onbekeerden moeten aanmerken.
  2. Hoever een vrome kan en mag met een onvrome verkeren.
  3. Hoe de vromen er niet mee mogen verkeren.
  4. Hoe de vromen, als zij onder de onvromen zijn, altijd stichten moeten.
  5. De aandrang die dat op het hart van Gods kinderen moet hebben; en dat is dan een krachtig middel om te vorderen in de heiligmaking.

 

ACHTSTE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN VERHANDELD WORDEN:

  1. Hoe iemand gesteld moet zijn, die een goede godvruchtige omgang met de vromen zal hebben.
  2. Of een wereldling die een vrome liefheeft, hem echter wel met de rechte liefde liefheeft.
  3. Of de vromen, die een kind Gods liefhebben, dat met de rechte liefde niet liefhebben.

 

NEGENDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN VERHANDELD EN AANGETOOND WORDT

  1. Dat de oefeningen gegrond zijn in het Woord.
  2. Wat daaruit moet blijven.
  3. Dat het gegrond is in het Woord, dat er oefeningen zijn van vromen met vromen, zo van zeven of acht bijeen, dat juist geen oefeningen zijn; en wat daar uit moet zijn.
  4. Een oprechte waarschuwing.

 

TIENDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN VERHANDELD WORDEN

  1. Dat er acht of negen dingen moeten gevonden worden in degenen die oefeningen willen waarnemen.
  2. Worden de vromen aangezet om zulke gezelschappen te hou­den.
  3. Worden de beletselen weggenomen.

 

ELFDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DRIE ZAKEN VERHANDELD WORDEN

  1. Of er zulk een nauw verkeer tussen God en Zijn kinderen in het Woord bekend is.
  2. Waarin dat bestaat, en hoe het geoefend wordt.
  3. Dat hetzelve een middel is om zeer heilig te leven.

 

TWAALFDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN VERHANDELD WORDT, HOE GODS KINDEREN GEMEENSCHAP OEFENEN MET GOD DE VADER, DE EERSTE PERSOON IN HET GODDELIJKE WEZEN.

 

DERTIENDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN GEHANDELD WORDT OVER DE OMGANG EN WEDERZIJDS VERKEER VAN DE GODZALIGEN MET DE TWEEDE PERSOON IN HET GODDELIJKE WEZEN, DE ZONE GODS; EN DIE VAN DE HEERE JEZUS DE MIDDELAAR, MET DE GODZALIGEN.

 

VEERTIENDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN GEHANDELD WORDT OVER DE GEMEENSCHAP EN HET VERKEER VAN GOD DE HEILIGE GEEST, DE DERDE PERSOON IN HET WEZEN GODS, MET DE GODZALIGEN; EN VAN DE GODZALIGEN MET GOD DE HEILIGE GEEST.

 

VIJFTIENDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DEZE VIER ZAKEN VERHANDELD WORDEN

  1. Of er zulke mensen zijn, die zo gemeenschap met God en met elke Persoon in het Goddelijke Wezen houden?
  2. Dat het voor niemand hopeloos is, daartoe te geraken.
  3. Dat God aan elkeen zeer veel doet, om er ons toe te brengen.
  4. De weg, om daartoe te geraken, wordt aan de hand gegeven.

 

ZESTIENDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN VIER GEVALLEN VAN CONSCIËNTIE WORDEN VOORGESTELD

  1. Waarvoor iemand, die met God omgaat, zich wachten moet.
  2. Wat hij betrachten moet.
  3. Een vraag. Zou ik de beginselen van die omgang bezitten, en zou er hoop zijn van meer daarvan te krijgen?
  4. Welke borsten van vertroosting zijn daarin?

 

ZEVENTIENDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DEZE VIER ZAKEN VERHANDELD WORDEN.

  1. Dat er engelen zijn.
  2. Dat die engelen en de godzalige mensen een grote gemeen­schap met elkander hebben.
  3. Dat zij aan weerskanten die grote gemeenschap oefenen.Dat zulks een krachtig middel is, om eens heilig voor God gesteld te worden.

 

ACHTTIENDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN VERHANDELD WORDT DE GEMEENSCHAP, DIE DE GODZALIGEN OP AARDE HEBBEN, EN OEFENEN MET DE ZALIGE ZIELEN IN DE HEMEL; EN VAN DE GEMEENSCHAP DER GELUKZALIGE ZIELEN IN DE HEMEL MET DE GODZALIGEN OP AARDE.

 

NEGENTIENDE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN VERHANDELD WORDT

  1. Dat er in het Woord oefeningen van gemeenschap der heiligen bekend zijn.
  2. Wat er in zulkeen vereist wordt, die gemeenschap der heiligen oefenen zal.

 

TWINTIGSTE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN

  1. Een inval van het gemoed wordt weggenomen.
  2. Bewezen wordt, dat de godzaligen gemeenschap der heiligen oefenen ten aanzien van de lichamelijke toestand.
  3. Aangetoond wordt, hoe dat geschiedt.

 

EEN EN TWINTIGSTE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DEZE DRIE ZAKEN VERHANDELD WORDEN

  1. Dat degene, die gemeenschap der heiligen zal oefenen, schone deugden en genaden bezitten moet.
  2. Dat als iemand oordeelt, dat hij bekwaam is om met godza­ligen te verkeren, hij dan ook gemeenschap der heiligen moet oefenen tot behoud der ziel.
  3. Een zwarigheid van de zwakke; ik heb niet veel omgang met de vromen; ik vrees dat ik die gemeenschap der heiligen niet oefen, wordt onderzocht, weerlegd en weggenomen.

 

TWEE EN TWINTIGSTE PREDIKATIE OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN AANGETOOND WORDT

  1. Dat een vrome zwaar vallen kan, in leer, of leven, of in beide tegelijk.
  2. Dat men zulken dan niet moet laten lopen, zodat men er niet mee te doen zou willen hebben.
  3. Dat men dan evenwel gemeenschap met hen oefenen moet.
  4. Dat men onder dat oefenen zien moet wat goeds er voor ons in is.
  5.  Dat men dat om de raad van de wereld, en zelfs van de vromen, niet moet nalaten, noch ons daardoor laten beletten.

 

DRIE EN TWINTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN AANGETOOND WORDT

  1. Dat er een Kerk is, en dat ze altijd bekend zal zijn.
  2. Dat ze niet altijd in bloei is.
  3. Dat wij moeten vernemen, of er in onze tijden kerken zijn, die in verdrukking zijn.
  4. Hoe het kan zijn, dat er mensen gevonden worden, die oprijzen tegen een biddend, gelovig en godvruchtig volk.
  5. Hoe wij verplicht zijn met die verdrukte kerk gemeenschap der heiligen te oefenen.

 

VIER EN TWINTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN TWEE ZAKEN WORDEN VERHANDELD

  1. Waarin het bestaat, gemeenschap te oefenen met de verdruk­ten.
  2. Dat men daar de beste tijd toe moet waarnemen.

 

VIJF EN TWINTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN VERHANDELD WORDT

  1. Dat de overheden verplicht zijn gemeenschap met de verdruk­ten te oefenen.
  2. Dat zulks ook de plicht is van de minste lidmaat.
  3. De uitvluchten worden daartegen weggenomen.

ZES EN TWINTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DRIE DINGEN WORDEN AANGETOOND

  1. Dat Nederlands kerk een donkere wolk boven het hoofd hangt.
  2. Door wie de vervolging ons licht ontmoeten zal.
  3. Een raad om het te voorkomen.

 

ZEVEN EN TWINTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN AAN TE MERKEN ZIJN DRIE DINGEN

  1. Enige gronden, waaruit te besluiten is dat onze kerk nog wat goeds te wachten heeft.
  2. Dat wij ons te bereiden hebben, of er somtijds een storm opkwam.
  3. Twee of drie gevallen, die opgelost worden.

 

ACHT EN TWINTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DEZE ZES ZAKEN VERHANDELD WORDEN

  1. Dat de vervolging en druk van het begin, dat er in een kerk geweest is, tot de laatste dag toe niet algemeen zijn.
  2. Of er buiten Europa ergens bloeiende kerken zijn.
  3. Of er binnen Europa zijn.
  4. Waar de valse bloei is.
  5. Waar de ware bloei is.
  6. Hoe moeilijk het is, gemeenschap der heiligen met de welvarende kerken tegenwoordig te oefenen.

 

NEGEN EN TWINTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN VOORKOMEN DRIE ZAKEN

  1. Dat er gemeenschap der heiligen moet geoefend worden met een welvarende kerk.
  2. Waar dat in bestaat.
  3. Wie er zich wel in kwijt, en wie er zich niet wel omtrent gedraagt.

 

 

DERTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DRIE DINGEN WORDEN GEVONDEN.

  1. De hoofdsom van al het vorige van de gemeenschap der heili­gen wordt open gelegd.
  2. De vromen worden daarvoor geroepen; en hun wordt afge­vraagd, of zij dat alles doen?
  3. Door tien of twaalf redenen wordt Gods volk opgewekt om daarin te leven en te sterven.

 

EEN EN DERTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DRIE DINGEN WORDEN AANGETOOND.

1. Dat er vierderlei afgezonderd leven is.

           2. Dat, als godvruchtigen scheiden in het oefenen van de gemeenschap der heiligen, zij dan zulke redenen moeten hebben, die een teder geweten voldoen.

3. Dat degenen die afgezonderd leven, moeten vrij zijn van zulke vlekken die dat leven besmetten.

TWEE EN DERTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN VIER DINGEN WORDEN AANGETOOND.

  1. Dat er zijn die dat afgezonderde leven kwade namen geven.
  2. Wie daar meest schuldig aan is.
  3. Uit wat voor een verdorven wil dat voortspruit.
  4. Een opwekking aan de hand gegeven, dat toch de ene vrome de andere niet benauwen mag.

 

DRIE EN DERTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN TIEN DINGEN WORDEN ONDERZOCHT EN AANGETOOND.

  1. Dat er zulk een afgezonderd leven is.
  2. Wat het is.
  3. Wie het doet.
  4. Dat de ene vrome het minder, en de andere het meer doet.
  5. Dat het in de minsten en in de meesten is een werk van de levende God.
  6. Dat zij het niet kunnen tegenhouden.
  7. VII. Dat zij tijd en wijze weten.
  8. VIII. Dat zij er een plaats toe uitkiezen.
  9. Dat het niet te lang moet zijn.
  10. Hoe zij bezig zijn in het eenzame.

 

VIER EN DERTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DRIE DINGEN WORDEN AANGETOOND

  1. Dat de vromen in hun afzondering en teruggetrokken leven hun hart tot God opheffen over al de wegen die Hij met hen gehouden heeft.
  2. Dat zij hun staat opmaken.
  3. Dat zij daar iets zonderlings betrachten.

 

VIJF EN DERTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DRIE DINGEN WORDEN GEVONDEN

  1. Een opwekking tot die buitengewone afzondering, om met God in het eenzame te verkeren.
  2. In wat voor hemelse en geestelijke gestalten zij daardoor komen.
  3. Dat, als God hun daar ontmoet is, zij daarna zien en zeggen, dat zij het zichzelf niet maar ingebeeld hebben. Waarop volgt een reden drie of vier, waaruit zij kunnen be­sluiten, dat het van God is.

 

ZES EN DERTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN AANGETOOND WORDEN TWEE DINGEN

  1. Waar wij ons voor wachten moeten, als wij afgezonderd leven willen.
  2. Enige zwarigheden worden opgelost en weggenomen.

 

ZEVEN EN DERTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN ACHT ZWARIGHEDEN, TEGEN HET BUITENGEWOON AFGEZONDERD LEVEN INGEBRACHT, WORDEN OPGELOST

 

ACHT EN DERTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN TWEE DINGEN VERHANDELD WORDEN

  1. Zes zwarigheden die zich tegen dat afgezonderde leven opdoen.
  2. Goede raad daartegen aan de hand gegeven.

 

NEGEN EN DERTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

WAARIN DRIE DINGEN ONDERZOCHT EN OPGELOST WORDEN

  1. Ik ben ijveriger en werkzamer bij vromen, dan alleen.
  2. Ik ben dor, als ik met onvromen bid en spreek.
  3. Ik ben dor, als ik alleen ben; welke zijn daar de redenen van?

 

VEERTIGSTE PREDIKATIE

OVER KOLOSSENZEN 1:22b

  1. Opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldig­lijk voor Zich stellen.

 

WAARIN DRIE DINGEN WORDEN ONDERZOCHT

  1. De eenzame afzonderingen, hebben die een grote kracht tot bevordering van de heiligmaking?
  2. Het verkeer met de godzaligen, heeft dat een invloed op de heiligmaking?
  3. Er is zoveel gesproken van de heiligmaking; wordt gij met geen lust bevangen? Enige redenen waarom elk met lust bevangen moest worden, worden aan de hand gegeven.