Hagen P. v.d. Verklaring van de Brief aan de Filippenzen

Verklaring van de Brief aan de Filippenzen €126,-

Twee delen, 125 preken, ook geschikt om voor te lezen in de kerk. Het voordeel van een bijbelboek of gehele Brief te verklaren is, dat er dan zaken aan de orde komen waarover tegenwoordig weinig bekend is, en ook in onze tijd actueel zijn.

INHOUD

HOOFDSTUK 1

1:1                                              

Paulus en Timotheüs, dienstknechten van Jezus Christus, al den heiligen in Christus Jezus, die te Filippi zijn, met de opzie­ners en diakenen.

 

1:2                                                                               

Genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus.

 

1:3,4,5                                                                         

  1. Ik dank mijn God zo dikwijls als ik uwer gedenk
  2. (Allen tijd in al mijn gebed voor u allen met blijdschap het gebed doende),
  3. Over uw gemeenschap aan het Evangelie, van den eersten dag af tot nu toe.

 

1:6                                                                               

Vertrouwende ditzelve, dat Hij Die in u een goed werk begonnen heeft, (dat) voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus.

 

1:7                                                                     

Gelijk het bij mij recht is, dat ik van u allen dit gevoel, omdat ik in (mijn) hart houd, dat gij, beide in mijn banden en (in mijn) verantwoording en bevestiging des Evangelies, gij allen, (zeg ik), mijner genade deelachtig zijt.

 

1:8                                                                               

Want God is mijn Getuige, hoezeer ik begerig ben naar u allen met innerlijke bewegingen van Jezus Christus.

 

1:9.                                                                              

En dit bid ik (God), dat uw liefde nog meer en meer overvloedig worde in erkentenis en alle gevoelen.

 

1:10 Eerste deel                                                         

Opdat gij beproeft de dingen die (daarvan) verschillen.

 

1:10 Laatste deel                                                        

Opdat gij oprecht zijt en zonder aanstoot te geven, tot den dag van Christus.

 

1:11 Eerste deel                                                         

Vervuld met vruchten der gerechtigheid.

 

1:11 Laatste deel                                                       

Opdat gij vervuld zijt met vruchten der gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en prijs van God.

 

1:12,13                                                                        

En ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen aan mij (is geschied), meer tot bevordering des Evangelies gekomen is;

Alzo dat mijn banden in Christus openbaar geworden zijn in het ganse rechthuis en aan alle anderen.

 

1:14                                                                             

En (dat) het meerder(deel) der broederen in den Heere, door mijn banden vertrouwen gekregen hebbende, overvloediger het Woord onbevreesd durven spreken.

 

1:15,16,17 Eerste deel                                               

  1. Sommigen prediken ook wel Christus door nijd en twist, maar sommigen ook door goedwilligheid
  2. Genen verkondigen wel Christus uit twisting, niet zuiver, menende aan mijn banden verdrukking toe te brengen;
  3. Doch dezen uit liefde, dewijl zij weten dat ik tot verant­woording des Evangelies gezet ben.

 

1:15,16,17 Tweede deel                                             

  1. Sommigen prediken ook wel Christus door nijd en twist, maar sommigen ook door goedwilligheid.
  2. Genen verkondigen Christus wel uit twisting, niet zuiver, menende aan mijn banden verdrukking toe te brengen;
  3. Doch dezen uit liefde, dewijl zij weten dat ik tot verant­woording des Evangelies gezet ben.

 

1:18                                                                             

Wat dan? Nochtans wordt Christus op allerlei wijze, hetzij onder een deksel, hetzij in der waarheid, verkondigd; en daarin verblijd ik mij, ja, ik zal mij ook verblijden.

 

1:19 Eerste deel                                                         

Want ik weet, dat dit mij ter zaligheid gedijen zal, door uw gebed en toebrenging des Geestes van Jezus Christus.

 

1:19 Tweede deel                                                       

Want ik weet, dat dit mij ter zaligheid gedijen zal, door uw gebed en toebrenging des Geestes van Jezus Christus.

 

1:20 Eerste deel                                                         

Volgens mijn ernstige verwachting en hoop, dat ik in geen zaak zal beschaamd worden.

 

1:20 Tweede deel                                                       

Maar (dat) in alle vrijmoedigheid, gelijk allen tijd, alzo ook nu, Christus zal grootgemaakt worden in mijn lichaam, hetzij door het leven, hetzij door den dood.

 

 

1:2 Eerste deel                                                           

Want het leven is mij Christus.

 

1:21 Laatste deel                                                       

En het sterven is (mij) gewin.

 

1:22                                                                             

Maar of te leven in het vlees, hetzelve mij oorbaar zij, en wat ik verkiezen zal, weet ik niet.

 

1:23,24 Eerste deel                                                    

  1. Want ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want (dat) is zeer verre het beste;
  2. Maar in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.

 

1:23,24 Tweede deel                                                  

  1. Want ik word van deze twee gedrongen, hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want (dat) is zeer verre het beste;
  2. Maar in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.

 

1:25,26 Eerste deel                                                    

  1. En dit vertrouw en weet ik, dat ik zal blijven en met u allen zal verblijven tot uw bevordering en blijdschap des ge­loofs;
  2. Opdat uw roem in Christus Jezus overvloedig zij aan mij, door mijn tegenwoordigheid wederom bij u.

 

1:25,26 Laatste deel                                                  

  1. En dit vertrouw en weet ik, dat ik zal blijven en met u allen zal verblijven tot uw bevordering en blijdschap des ge­loofs;

 

  1. Opdat uw roem in Christus Jezus overvloedig zij aan mij, door mijn tegenwoordigheid wederom bij u.

 

1:27 Eerste deel                                                         

Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus.

 

1:27 Tweede deel                                                       

Opdat hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in één geest.

 

1:27 Laatste deel                                                       

Opdat hetzij ik kom en u zien, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in één geest, met één gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies.

 

1:28 Eerste deel                                                         

En dat gij in geen ding verschrikt wordt van degenen die tegen­staan.

 

1:28 Laatste deel                                                       

Hetwelk hun wel een bewijs is des verderfs, maar u der zalig­heid, en dat van God.

 

1:29 Eerste deel                                                         

Want u is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden.

 

1:29 Laatste deel                                                       

Want uit u is uit genade gegeven in de zaak van Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden.

 

1:30                                                                             

Denzelfden strijd hebbende, hoedanigen gij in mij gezien hebt en nu in mij hoort.

HOOFDSTUK 2

 

2:1,2 Eerste deel                            

  1. Indien er dan enige vertroosting is in Christus, indien er enige troost is der liefde, indien er enige gemeenschap is des Geestes, indien er enige innerlijke bewegingen en ontfermingen zijn,
  2. Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed (en) van één gevoelen zijnde.

 

2:1,2 Tweede deel                                                      

  1. Indien er dan enige vertroosting is in Christus, indien er enige troost is der liefde, indien er enige gemeenschap is des Geestes, indien er enige innerlijke bewegingen en ontfermingen zijn,
  2. Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed (en) van één gevoelen zijnde.

 

2:1,2 Derde deel                                                         

  1. Indien er dan enige vertroosting is in Christus, indien er enige troost is der liefde, indien er enige gemeenschap is des Geestes, indien er enige innerlijke bewegingen en ontfermingen zijn,
  2. Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed (en) van één gevoelen zijnde.

 

2:1,2 Vierde deel                                                       

  1. Indien er dan enige vertroosting is in Christus, indien er enige troost is der liefde, indien er enige gemeenschap is des Geestes, indien er enige innerlijke bewegingen en ontfermingen zijn,
  2. Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed (en) van één gevoelen zijnde.

 

2:3 Eerste deel                                                           

(Doet) geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoe­digheid achte de een den ander uitnemender dan zichzelven.

 

2:3 Laatste deel                                                         

(Doet) geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoe­digheid achte de een den ander uitnemender dan zichzelven.

 

2:4                                                                               

Een iegelijk zie niet op het zijne, maar een iegelijk (zie) ook op hetgeen der anderen is.

 

2:5                                                                               

Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was.

 

2:6                                                                               

Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn.

 

2:7,8 Eerste deel                                                        

  1. Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden;
  2. En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.

 

2:7,8 Tweede deel                                                      

  1. Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden;
  2. En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.

 

2:7,8 Derde deel                                                         

  1. Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden;
  2. En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.

 

2:7,8 Vierde deel                                                       

  1. Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden;
  2. En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.

 

2:9 Eerste deel                                                           

Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd.

 

2:9 Laatste deel                                                         

En heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is.

 

2:10                                                                             

Opdat in den Naam van Jezus zich zou buigen alle knie derge­nen, die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn.

2:11.                                                                            

En alle tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid Gods des Vaders.

 

2:12 Eerste deel                                                         

Alzo dan mijn geliefden, gelijk gij allen tijd gehoorzaam ge­weest zijt, niet als in mijn tegenwoordigheid alleen, maar veel meer nu in mijn afwezen, werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven.

 

2:12 Laatste deel                                                       

Alzo dan mijn geliefden, gelijk gij allen tijd gehoorzaam ge­weest zijt, niet als in mijn tegenwoordigheid alleen, maar veel meer nu in mijn afwezen, werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven.

 

2:13                                                                             

Want het is God, Die in u werkt beide het willen en het wer­ken, naar (Zijn) welbehagen.

 

2:14                                                                             

Doet alle dingen zonder murmureren en tegenspreken.

 

2:15 Eerste deel                                                         

Opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt als lichten in de wereld.

 

2:15 Tweede deel                                                       

Opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt als lichten in de wereld.

 

 

2:15 Derde deel                                                          

Opdat gij moogt onberispelijk en oprecht zijn, kinderen Gods zijnde, onstraffelijk in het midden van een krom en verdraaid geslacht, onder welke gij schijnt als lichten in de wereld.

 

2:16 Eerste deel                                                         

Voorhoudende het woord des levens.

 

2:16 Laatste deel                                                       

Mij tot een roem tegen den dag van Christus, dat ik niet tever­geefs heb gelopen noch tevergeefs gearbeid.

 

2:17,18                                                                        

  1. Ja, indien ik ook tot een drankoffer geofferd word over de offerande en bediening uws geloofs, zo verblijd ik mij en ver­blijd mij met u allen;
  2. En om datzelve verblijdt gij u ook, en verblijdt ook ulie­den met mij.

 

2:19                                                                             

En ik hoop in den Heere Jezus, Timotheüs haast tot u te zen­den, opdat ik ook welgemoed moge zijn, als ik uw zaken zal verstaan hebben.

 

2:20,21                                                                        

  1. Want ik heb niemand, die even alzo gemoed is, dewelke op­recht uw zaken zal bezorgen.
  2. Want zij zoeken allen het hunne, niet hetgeen van Christus Jezus is.

 

2:22,23                                                                        

  1. En gij weet zijn beproeving, dat hij als een kind (zijn) vader, met mij gediend heeft in het Evangelie.

 

  1. Ik hoop dan wel dezen van stonden aan te zenden, zo (haast) als ik in mijn zaken zal voorzien hebben.

 

2:24,25                                                                        

  1. Doch ik vertrouw in den Heere, dat ik ook zelf haast (tot u) komen zal.
  2. Maar ik heb nodig geacht tot u te zenden Epafroditus, mijn broeder en medearbeider en medestrijder, en uw afgezondene en bedienaar mijner nooddruft.

 

2:26,27 Eerste deel                                                    

  1. Dewijl hij zeer begerig was naar u allen, en zeer beangst was, omdat gij gehoord hadt dat hij krank was.
  2. En hij is ook krank geweest tot nabij de dood; maar God heeft Zich zijner ontfermd, en niet alleen zijner, maar ook mijner, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben.

 

2:27 Laatste deel, en 28                                            

  1. Maar God heeft Zich zijner ontfermd, en niet alleen zij­ner, maar ook mijner, opdat ik niet droefheid op droefheid zou heb­ben.
  2. Zo heb ik dan hem te spoediger gezonden, opdat gij hem ziende, wederom u zoudt verblijden, en ik te min zou droevig zijn.

 

2:29                                                                             

Ontvangt hem dan in den Heere met alle blijdschap, en houdt dezulken in waarde.

 

2:30                                                                             

Want om het werk van Christus was hij tot nabij den dood geko­men, (zijn) leven niet achtende, opdat hij het gebrek uwer bediening aan mij vervullen zou.

 

HOOFDSTUK 3

 

3:1 Eerste deel                     

Voorts mijne broeders, verblijdt u in den Heere.

 

3:1 Laatste deel                                                

Dezelfde dingen aan u te schrijven is mij niet verdrietig, en het is u zeker.

 

3:2                                                                     

Ziet op de honden, ziet op de kwade arbeiders, ziet op de ver­snijding.

 

3:3 Eerste deel                                                  

Want wij zijn de besnijding, wij die God in den Geest dienen, en in Christus Jezus roemen en niet in het vlees betrouwen.

 

3:3 Tweede deel                                               

Want wij zijn de besnijding, wij die God in den Geest dienen, en in Christus Jezus roemen en niet in het vlees betrouwen.

 

3:3 laatste deel, en vers 4                                

  1. En niet in het vlees betrouwen.
  2. Hoewel ik heb, dat ik ook in het vlees betrouwen mocht. Indien iemand anders meent te betrouwen in het vlees, ik nog meer.

 

3:5                                                                     

Besneden ten achtsten dage, uit het geslacht van Israël, van den stam van Benjamin, een Hebreeër uit de Hebreeën, naar de wet een farizeeër.

 

3:6                                                                     

Naar den ijver een vervolger der gemeente; naar de rechtvaar­digheid, die in de wet is, zijnde onberispelijk.

 

3:7                                                                     

Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil schade geacht.

 

3:8 Eerste deel                                                  

Ja gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen.

 

3:8 Laatste deel                                                

Ja gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen.

 

3:9                                                                     

En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, (namelijk) de rechtvaardigheid, die uit God is door het ge­loof.

 

 

3:10 Eerste deel                                                

Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding.

 

3:10 Tweede deel                                             

En de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wor­dende.

 

3:11                                                                   

Of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden.

 

3:12-14 Eerste deel                                          

  1. Niet dat ik het alrede gekregen heb of alrede volmaakt ben; maar ik jaag daarnaar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben.
  2. Broeders, ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen heb.
  3. Maar één ding (doe ik), vergetende hetgeen dat achter is, en strekkende mij tot hetgeen dat voor is, jaag ik naar het wit tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Chris­tus Jezus.

 

3:12-14 Tweede deel                                        

  1. Niet dat ik het alrede gekregen heb of alrede volmaakt ben; maar ik jaag daarnaar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben.
  2. Broeders, ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen heb.
  3. Maar één ding (doe ik), vergetende hetgeen dat achter is, en strekkende mij tot hetgeen dat voor is, jaag ik naar het wit tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Chris­tus Jezus.

 

 

3:12-14 Laatste deel                                         

  1. Niet dat ik het alrede gekregen heb of alrede volmaakt ben; maar ik jaag daarnaar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben.
  2. Broeders, ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen heb.
  3. Maar één ding (doe ik), vergetende hetgeen dat achter is, en strekkende mij tot hetgeen dat voor is, jaag ik naar het wit tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Chris­tus Jezus.

 

3:15 Eerste deel                                                

Zovelen dan als wij volmaakt zijn, laat ons dit gevoelen.

 

3:15 Laatste deel                                              

En indien gij iets anderszins gevoelt, ook dat zal u God open­baren.

 

3:16                                                                   

Doch daar wij toe gekomen zijn, laat ons (daarin) naar den­zelf­den regel wandelen, laat ons hetzelfde gevoelen.

 

3:17                                                                   

Weest mede mijn navolgers, broeders, en merkt op degenen, die alzo wandelen, gelijk gij ons tot een voorbeeld hebt.

 

3:18                                                                   

Want velen wandelen (anders); van dewelken ik u dikwijls gezegd heb en nu ook wenende zeg, dat zij vijanden van het kruis van Christus zijn.

 

 

3:19 Eerste deel                                                

 

Welker einde is het verderf, welker god is de buik, en (wel­ker) heerlijkheid is in hun schande, dewelke aardse dingen bedenken.

 

3:19 Tweede deel                                             

En (welker) heerlijkheid is in hun schande, dewelke aardse dingen bedenken.

 

3:20 Eerste deel                                                

Maar onze wandel is in de hemelen.

 

3:20 Laatste deel                                              

Waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, (namelijk) den Heere Jezus Christus.

 

3:21 Eerste deel                                                

Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve ge­lijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen.

 

3:21 Laatste deel                                              

Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve ge­lijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen.

 

HOOFDSTUK 4

 4:1                                                                     

Zo dan, mijn geliefde en zeer gewenste broeders, mijn blijd­schap en kroon, staat alzo in den Heere, geliefden.

 

4:2                                                                     

Ik vermaan Euódia en ik vermaan Sýntyche, dat zij eensgezind zijn in den Heere.

 

4:3. Eerste deel                                                 

En ik bid ook u, gij (mijn) oprechte metgezel, wees dezen (vrouwen) behulpzaam, die met mij gestreden hebben in het Evan­gelie, ook met Clemens en de andere mijn medearbeiders, welker namen zijn in het boek des levens.

 

4:3 Laatste deel                                                

En ik bid ook u, gij (mijn) oprechte metgezel, wees deze (vrou­wen) behulpzaam, die met mij gestreden hebben in het Evangelie, ook met Clemens en de andere mijn medearbeiders, welker namen zijn in het boek des levens.

 

4:4                                                                     

Verblijdt u in den Heere allen tijd; wederom zeg ik: Verblijdt u.

 

4:5 Eerste deel                                                  

Uw bescheidenheid zij allen mensen bekend.

 

4:5 Laatste deel                                                

De Heere is nabij.

 

4:6 Eerste deel                                                  

 

Weest in geen ding bezorgd.

 

4:6 Laatste deel                                                

Maar laat uw begeerten in alles door bidden en smeken, met dankzegging, bekend worden bij God.

 

4:7                                                                     

En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw har­ten en zinnen bewaren in Christus Jezus.

 

4:8 Eerste deel                                                  

Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd is en zo er enige lof is, bedenkt datzelve.

 

4:8 Tweede deel                                               

Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd is en zo er enige lof is, bedenkt datzelve.

 

4:8 Derde deel                                                  

Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd is en zo er enige lof is, bedenkt datzelve.

 

Vierde deel.                                                      

Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd is en zo er enige lof is, bedenkt datzelve.

 

4:8 Vijfde deel                                                  

Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd is en zo er enige lof is, bedenkt datzelve.

 

4:8 Laatste deel                                                

Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd is en zo er enige lof is, bedenkt datzelve.

 

4:9 Eerste deel                                                  

Hetgeen gij ook geleerd en ontvangen en gehoord en in mij ge­zien hebt, doet dat; en de God des vredes zal met u zijn.

 

4:9 Tweede deel                                               

Hetgeen gij ook geleerd en ontvangen en gehoord en in mij ge­zien hebt, doet dat; en de God des vredes zal met u zijn.

 

4:10                                                                   

En ik ben grotelijks verblijd geweest in den Heere, dat gij nu eenmaal wederom verwakkerd zijt om aan mij te gedenken; waar­aan gij ook gedacht hebt, maar gij hebt de gelegenheid niet gehad.

 

4:11                                                                   

Niet dat ik (dit) zeg vanwege gebrek; want ik heb geleerd ver­genoegd te zijn in hetgeen ik ben.

 

4:12                                                                   

En ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te heb­ben; alleszins en in alles ben ik onderwezen, beide verza­digd te zijn en honger te lijden, beide overvloed te hebben en ge­brek te lijden.

 

4:13                                                                   

Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft.

 

4:14                                                                   

Nochtans hebt gij wel gedaan, dat gij met mijn verdrukking gemeenschap gehad hebt.

 

4:15-17                                                              

  1. En ook gij, Filippenzen, weet, dat in het begin des Evan­gelies, toen ik van Macedonië vertrokken ben, geen gemeente mij (iets) medegedeeld heeft tot rekening van uitgaaf en ontvangst, dan gij alleen.
  2. Want ook in Thessalonica hebt gij mij eenmaal en andermaal gezonden tot nooddruft.
  3. Niet dat ik de gave zoek, maar ik zoek de vrucht, die over­vloedig is tot uw rekening.

 

4:18                                                                   

Maar ik heb alles ontvangen, en ik heb overvloed; ik ben ver­vuld geworden, als ik van Epafroditus ontvangen heb, dat van u (gezonden was, als) een welriekenden reuk, een aangename offe­rande, Gode welbehaaglijk.

 

4:19                                                                   

Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid door Christus Jezus.

 

4:20                                                                   

Onze God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.

 

4:21-23                                                              

  1. Groet alle heiligen in Christus Jezus. U groeten de broe­ders, die met mij zijn.
  2. Al de heiligen groeten u, en meest die van het huis des keizers zijn.
  3. De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.