Durham J. – Wie heeft onze prediking geloofd?

Een verklaring van Jesaja 53:1 in zeven preken, met een voorrede van Michaël Bertling over verschillende bewegingen  onder de godsdienst in die tijd.

De inleiding behoort tot het gehele werk, Het merg des Evangelies, zoals het daarin verklaard wordt uit geheel Jes. 53.

Inhoud

 

Voorrede

Inleiding

EERSTE PREDIKATIE

JESAJA 53:1a

Wie heeft onze prediking geloofd?

TWEEDE PREDIKATIE

DERDE PREDIKATIE

VIERDE PREDIKATIE

VIJFDE PREDIKATIE

ZESDE PREDIKATIE

VERS 1b

En aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard?

ZEVENDE PREDIKATIE

 

Uit de inleiding:   

…. De schrijver van dit werk is JACOBUS DURHAM, een zeer geleerd en godvruchtig man, een Phoenix in zijn tijd onder de Schotse godgeleerden, die onze lof niet nodig heeft, terwijl hij zich door menigvuldige geleerde en godvruchtige werken al voor lange tijd heeft bekend gemaakt, waarvan er verschillende in het Nederduits zijn overgezet; gelijk als zijn beknopte zakelijke en prakti­kale verklaring over het Hooglied. Zijn doorwrochte en geleer­de verklaring over de Openbaring van Johannes, die men billijk voor een van de meest kapitale werken van onze geleerde schrijver mag aanmerken, en aan een iegelijk aanprijzen als een uitnemend hulpmiddel om tot de ware zin en mening van dat diepzinnig Goddelijk Boek door te dringen. Zijn werkje, ge­naamd De Hemel op Aarde, neergebracht in een stille, vredigde en goede consciëntie, hetwelk wij in het jaar 1747, toen het in het Nederduits vertaald uitkwam, in een voorrede gemoede­lijk en ernstig hebben aangeprezen, als bijzonder dienstig, nuttig en nodig in onze dagen. In welke voorrede wij ook melding hebben gemaakt van deze zijn verklaring van Jes. 53, getiteld, Christus gekruist, of het Merg des Evangelies, in 72 predikatiën; doch die tot 32 zijn samengetrokken, zonder enige wezenlijke verandering, uitlating of bijvoeging (zoals mij door de drukkers bericht is) om de zaken des te beter in een achtereenvolgend verband te doen voorkomen.

 

De wijze van verhandeling is geschikt naar de gewone trant van schrijven over Bijbelse stoffen, bij de Schotse godgeleerden gebruikelijk. De zin der woorden wordt telkens over ieder vers, of gedeelte van ieder vers, beknopt, klaar, krachtig en zakelijk geopend. Dan worden er de voorname lerin­gen, die in de zakelijke zin opgesloten liggen, uit getrokken; welke dan voorgesteld, uitgebreid, opgehelderd, bewezen, tegen dwaalgeesten verdedigd, en op een uitnemende wijze tot prakti­kale gebruiken overgebracht worden. Onder meer andere wordt in dit werk uitvoerig gehandeld van het zaligmakend geloof, en het daar tegenoverstaande ongeloof, met de wortelen, takken, vruchten, hulpmiddelen, motieven, enz. van het borglijden; en zeer uitvoerig van het zielslijden van Christus; van het gewichtig leerstuk van de voldoening, van het hoofdartikel der rechtvaardigmaking. Welke, en meer andere gewichtige stukken in dit voortreffelijk werk in de grond worden behan­deld, met zulk een gezonde en gefundeerde overbrenging der verhandelde stukken op de gemoederen, naar eis van een iege­lijks onder­scheiden toestand, als wij niet licht beter ergens over derge­lijke materie vinden. Invoege dit werk niet alleen zeer nuttig kan zijn, onder des Heeren zegen, voor gemene Christenen, die hun zaligheid begeren uit te werken met vreze en beving; maar ook voor proponenten en jonge predikanten; die hier zullen vinden een rijke schatkamer, waaruit zij allerlei voorraad kunnen halen, tot nuttige besturing van allerlei soort van mensen; en tegelijk de rechte methode leren, hoe men de ge­wichtigste waarheden het beste kan en moet overbrengen op de gemoederen, zo zij anders waarlijk lust en toeleg hebben om de zielen der mensen getrouw en gemoedelijk, naar de regel van Gods Woord, te behandelen. En ik durf mij verzekerd te houden, dat iemand die de moeite wil nemen, om het boek zelf door te lezen, daar meer in zal vinden dan wij ervan hebben kunnen opgeven. De stijl en wijze van voorstelling is klaar, krach­tig, bondig, ook zeer schriftuurlijk; wel eenvoudig en ge­schikt naar de vatbaarheid van de gemene man; doch niet laag en laf, maar deftig en overeenkomende met het gewicht van de Goddelijke zaken die behandeld worden. En het is alsof men de auteur met een levendige stem tot zijn gemoed hoorde spreken; waaruit men zien kan, dat zijn gezette toeleg is de verschil­lende toestanden der gemoederen onder het oog te houden, en die voor een zalige eeuwigheid te bereiden. Invoege wij met veel vrijmoedigheid dit werk, niet minder dan de andere werken van die voortreffelijke schrijver, gemoedelijk en ernstig durven aanprijzen; met toewensing, dat de Heere daarover schijnsel geve, en dit en meer zulke schriften gelieve te zegenen in deze geesteloze dagen, tot bekering van zondaren en tot opbouwing van Zijn volk. Dit is de oprecht zucht en hart­grondige wens van

 

Uw genegen dienaar in Christus,

MICHAËL BERTLING

 

Groningen, 20 December 1751.