Beukelman J. – Vervolgstoffen

Vervolgstoffen € 44,50

Twee deeltjes, van € 89,- nu voor € 44,50, De vervolgstoffen bestaan uit 90 preken, die stuk voor stuk niet aan plaats of tijd gebonden zijn. Zeer geschikt om in de kerk te lezen.

ISBN 978-90-79473-01-4

DEEL 1

EERSTE LEERREDE

GENESIS 6:1,2

  1. En het geschiedde, als de mensen op den aardbodem begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden,
  2. Dat Gods zonen de dochteren der mensen aanzagen, dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen, die zij verkoren hadden.

 

TWEEDE LEERREDE

GENESIS 6:3a.

  1. Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaar.

 

DERDE LEERREDE

GENESIS 6:3b.

  1. Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaar.

 

VIERDE LEERREDE

GENESIS 6:4

  1. En in die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren en zich (kinderen) gewonnen hadden; dezen zijn de geweldigen, die vanouds geweest zijn, mannen van naam.

 

VIJFDE LEERREDE

GENESIS 6:5

  1. En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op aarde en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.

 

ZESDE LEERREDE

GENESIS 6:6

  1. Toen berouwde het den HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart.

 

ZEVENDE LEERREDE

GENESIS 6:7

  1. En de HEERE zeide: Ik zal den mens dien Ik geschapen heb, verdelgen van den aardbodem, van den mens tot het vee, tot het kruipend gedierte en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb.

 

ACHTSTE LEERREDE

GENESIS 6:8

  1. Maar Noach vond genade in de ogen des HEEREN.

 

NEGENDE LEERREDE

GENESIS 6:9  Eerste deel

  1. Dit zijn de geboorten van Noach. Noach was een rechtvaar­dig, oprecht man in zijn geslachten. Noach wandelde met God.

 

TIENDE LEERREDE

GENESIS 6:9 Tweede deel

  1. Dit zijn de geboorten van Noach. Noach was een rechtvaar­dig, oprecht man in zijn geslachten. Noach wandelde met God.

 

 

ELFDE LEERREDE

EXODUS 3:1-3

  1. En Mozes hoedde de kudde van zijn schoonvader Jethro, den priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn en kwam aan den berg Gods te Horeb.
  2. En de Engel des HEEREN verscheen hem in een vlam des vuurs uit het midden van een braambos; en hij zag en zie, het braam­bos brandde in het vuur en het braambos werd niet verteerd.
  3. En Mozes zeide: Ik zal mij nu daarheen wenden en bezien dat grote gezicht, waarom het braambos niet verbrandt.

 

TWAALFDE LEERREDE

EXODUS 4:3

  1. Toen de HEERE zag dat hij zich daarheen wendde om te be­zien, zo riep God tot hem uit het midden van het braambos en zeide: Mozes, Mozes. En hij zeide: Zie, (hier) ben ik.

 

DERTIENDE LEERREDE

EXODUS 3:5

  1. En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit van uw voeten, want de plaats waarop gij staat, is heilig land.

 

VEERTIENDE LEERREDE

EXODUS 3:6

  1. Hij zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien.

 

VIJFTIENDE LEERREDE

EXODUS 3:7

  1. En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend.

 

ZESTIENDE LEERREDE

EXODUS 3:8

  1. Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaars en het opvoere uit dit land naar een goed en ruim land, naar een land vloeiende van melk en honing, tot de plaats der Kanaänieten en der Hethieten en der Amorieten en der Ferezieten en der Hevieten en der Jebusieten.

 

ZEVENTIENDE LEERREDE

EXODUS 3:9,10

  1. En nu, zie, het geschrei der kinderen Israëls is tot Mij gekomen; en ook heb Ik gezien de verdrukking, waarmede de Egyptenaars hen verdrukken.
  2. Zo kom Ik nu, en Ik zal u tot Farao zenden, opdat gij Mijn volk (de kinderen Israëls) uit Egypte voert.

 

ACHTTIENDE LEERREDE

EXODUS 3:11

  1. Toen zeide Mozes tot God: Wie ben ik, dat ik tot Farao zou gaan en dat ik de kinderen Israëls uit Egypte zou voeren?

 

NEGENTIENDE LEERREDE

EXODUS 3:12

  1. Hij dan zeide: Ik zal voorzeker met u zijn, en dit zal u een teken zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij dit volk uit Egypte geleid hebt, zult gijlieden God dienen op dezen berg.

 

TWINTIGSTE LEERREDE

EXODUS 3:13

  1. Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik tot de kinderen Israëls kom en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden, en zij mij zeggen: Hoe is Zijn Naam? Wat zal ik tot hen zeggen?

 

EEN EN TWINTIGSTE LEERREDE

EXODUS 3:14

  1. En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL. Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden.

 

TWEE EN TWINTIGSTE LEERREDE

EXODUS 3:15

  1. Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht.

 

DRIE EN TWINTIGSTE LEERREDE

EXODUS 3:16,17

  1. Ga heen en verzamel de oudsten van Israël en zeg tot hen: De HEERE, de God uwer vaderen is mij verschenen, de God van Abraham, van Izak en van Jakob, zeggende: Ik heb ulieden getrouwelijk bezocht en hetgeen ulieden in Egypte is aange­daan;
  2. Daarom heb Ik gezegd: Ik zal ulieden uit de verdrukking van Egypte opvoeren tot het land der Kanaänieten en der He­thieten en der Amorieten en der Ferezieten en der Hevieten en der Jebusieten, tot het land vloeiende van melk en honing.

 

VIER EN TWINTIGSTE LEERREDE

EXODUS 3:18

  1. En zij zullen uw stem horen; en gij zult gaan, gij en de oudsten van Israël, tot den koning van Egypte en gijlieden zult zeggen: De HEERE, de God der Hebreeën is ons ontmoet; zo laat ons nu toch gaan den weg van drie dagen in de woestijn, opdat wij den HEERE onzen God offeren.

 

VIJF EN TWINTIGSTE LEERREDE

EXODUS 3:19,20

  1. Doch ik weet, dat de koning van Egypte ulieden niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand.
  2. Want Ik zal Mijn hand uitstrekken en Egypte slaan met al Mijn wonderen die Ik in het midden van hetzelve doen zal; daarna zo zal hij ulieden laten vertrekken.

 

ZES EN TWINTIGSTE LEERREDE

EXODUS 3:21,22

  1. En Ik zal dit volk genade geven in de ogen der Egypte­naars; en het zal geschieden, wanneer gijlieden uitgaan zult, zo zult gij niet ledig uitgaan.
  2. Maar (elke) vrouw zal van haar naburin en van de waardin des huizes, eisen zilveren vaten en gouden vaten en klederen; die zult gijlieden op uw zonen en op uw dochters leggen, en gij zult Egypte beroven.

 

ZEVEN EN TWINTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 14:2-7  eerste deel

  1. Dit zal de wet des melaatsen zijn ten dage zijner reini­ging: dat hij tot den priester zal gebracht worden.
  2. En de priester zal buiten het leger gaan; als de priester merken zal, dat, zie, die plaag der melaatsheid van den me­laatse genezen is,
  3. Zo zal de priester gebieden, dat men voor hem die te reini­gen zal zijn, twee levende reine vogels neme, mitsgaders cederhout en scharlaken en hysop.
  4. De priester zal ook gebieden, dat men den enen vogel slach­te in een aarden vat, over levend water.
  5. Dien levenden vogel zal hij nemen, en het cederhout en het scharlaken en den hysop; en zal die, en den levenden vogel dopen in het bloed des vogels die over het levende water geslacht is.
  6. En hij zal over hem die van de melaatsheid te reinigen is, zevenmaal sprengen; daarna zal hij hem rein verklaren en den levenden vogel in het open veld vliegen laten.

 

ACHT EN TWINTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 14:2-7  tweede deel

  1. Dit zal de wet des melaatsen zijn ten dage zijner reini­ging: dat hij tot den priester zal gebracht worden, enz.

 

NEGEN EN TWINTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 14:2-7  derde deel

  1. Dit zal de wet des melaatsen zijn ten dage zijner reini­ging: dat hij tot den priester zal gebracht worden, enz.

 

DERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 14:2-7  vierde deel

  1. Dit zal de wet des melaatsen zijn ten dage zijner reini­ging: dat hij tot den priester zal gebracht worden, enz.

 

EEN EN DERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 14:2-7  vijfde deel

  1. Dit zal de wet des melaatsen zijn ten dage zijner reini­ging: dat hij tot den priester zal gebracht worden, enz.

 

TWEE EN DERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:1,2  eerste deel

  1. En de Heere sprak tot Mozes, nadat de twee zonen van Aäron gestorven waren, als zij genaderd waren voor het aangezicht des HEEREN en gestorven waren;
  2. De HEERE dan zeide tot Mozes: Spreek tot uw broeder Aäron, dat hij niet te allen tijde ga in het heilige binnen den voorhang, voor het verzoendeksel dat op de ark is, opdat hij niet sterve; want Ik verschijn in een wolk op het verzoendek­sel.

 

 

DRIE EN DERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:3,4  tweede deel

  1. Hiermede zal Aäron in het heilige gaan: met een var, een jong rund ten zondoffer en een ram ten brandoffer.
  2. Hij zal den heiligen linnen rok aandoen en een linnen onderbroek zal aan zijn vlees zijn en met een linnen gordel zal hij zich gorden en met den linnen hoed bedekken; dit zijn heilige klederen; daarom zal hij zijn vlees met water baden, als hij ze zal aandoen.

 

VIER EN DERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:5,6  derde deel

  1. En van de vergadering der kinderen Israëls zal hij nemen twee geitebokken ten zondoffer en één ram ten brandoffer.
  2. Daarna zal Aäron den var des zondoffers die voor hem zal zijn, offeren en zal voor zich en zijn huis verzoening doen.

 

VIJF EN DERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:7,8  vierde deel

  1. Hij zal ook beide de bokken nemen en hij zal die stellen voor het aangezicht des HEEREN aan de deur van de tent der samenkomst.
  2. En Aäron zal de loten over die twee bokken werpen; één lot voor den HEERE en één lot voor den weggaande bok.

 

ZES EN DERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:9,10 Vijfde deel

  1. Dan zal Aäron den bok op denwelken het lot voor den HEERE zal gekomen zijn, toebrengen en zal hem ten zondoffer maken.
  2. Maar de bok op denwelken het lot zal gekomen zijn om een weggaande bok te zijn, zal levend voor het aangezicht des HEEREN gesteld worden, om door hem verzoening te doen; opdat men hem als een weggaanden bok naar de woestijn uitlate.

 

ZEVEN EN DERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:11,12  zesde deel

  1. Aäron dan zal den var des zondoffers die voor hemzelven zal zijn, toebrengen en voor zichzelven en voor zijn huis verzoening doen en zal den var des zondoffers die voor hemzel­ven zal zijn, slachten.
  2. Hij zal ook een wierookvat vol vurige kolen nemen van het altaar van voor het aangezicht des HEEREN en zijn handen vol reukwerk van welriekende specerijen, klein-gestoten; en hij zal het binnen den voorhang dragen.

 

ACHT EN DERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:13,14  zevende deel

  1. En hij zal dat reukwerk op het vuur leggen voor het aange­zicht des HEEREN, opdat de nevel des reukwerks het verzoendek­sel hetwelk is op de getuigenis, bedekke, en dat hij niet sterve.
  2. En hij zal van het bloed van den var nemen en zal met zijn vinger op het verzoendeksel oostwaarts sprengen; en vóór het verzoendeksel zal hij zevenmaal met zijn vinger van dat bloed sprengen.

 

NEGEN EN DERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:15,16  achtste deel

 

  1. Daarna zal hij den bok des zondoffers, die voor het volk zal zijn, slachten en zal zijn bloed tot binnen in den voor­hang dragen en zal met zijn bloed doen, gelijk als hij met het bloed van den var gedaan heeft, en zal dat sprengen op het verzoendeksel en vóór het verzoendeksel.
  2. Zo zal hij voor het heilige, vanwege de onreinigheden der kinderen Israëls en vanwege hun overtredingen, naar al hun zonden, verzoening doen; en alzo zal hij doen aan de tent der samenkomst, welke met hen woont in het midden hunner onreinig­heden.

 

VEERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:17,18  negende deel

  1. En geen mens zal in de tent der samenkomst zijn, als hij zal ingaan om in het heilige verzoening te doen, totdat hij zal uitkomen; alzo zal hij verzoening doen voor zichzelven en voor zijn huis en voor de gehele gemeente van Israël.
  2. Daarna zal hij tot het altaar, dat voor het aangezicht des Heeren is, uitkomen en verzoening voor hetzelve doen; en hij zal van het bloed van den var en van het bloed van den bok nemen en doen het rondom op de hoornen des altaars.

 

EEN EN VEERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:19,20  tiende deel

  1. En hij zal daarop van dat bloed met zijn vinger zevenmaal sprengen en hij zal dat reinigen en heiligen van de onreinig­heden der kinderen Israëls.
  2. Als hij nu zal geëindigd hebben van het heilige en de tent der samenkomst en het altaar te verzoenen, zo zal hij dien levenden bok toebrengen.

 

TWEE EN VEERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:21,22  elfde deel

  1. En Aäron zal beide zijn handen op het hoofd des levenden boks leggen en zal daarop al de ongerechtigheden der kinderen Israëls en al hun overtredingen, naar al hun zonden, belijden; en hij zal die op het hoofd des boks leggen en zal (hem) door de hand eens mans die voorhanden is, naar de woestijn uitla­ten.
  2. Alzo zal die bok op zich al hun ongerechtigheden in een afgezonderd land wegdragen, en hij zal dien bok in de woestijn uitlaten.

 

DRIE EN VEERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:23-25  twaalfde deel

  1. Daarna zal Aäron komen in de tent der samenkomst en zal de linnen klederen uitdoen, die hij aangedaan had, als hij in het heilige ging, en hij zal ze daar laten.
  2. En hij zal zijn vlees in de heilige plaats met water baden en zijn klederen aandoen; dan zal hij uitgaan en zijn brandof­fer en het brandoffer des volks bereiden en voor zich en voor het volk verzoening doen.
  3. Ook zal hij het vet des zondoffers op het altaar aanste­ken.

 

VIER EN VEERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:26-28  dertiende deel

  1. En wie den bok, welke een weggaande bok was, zal uitgela­ten hebben, zal zijn klederen wassen en zijn vlees met water baden en daarna zal hij in het leger komen.
  2. Maar den var des zondoffers en den bok des zondoffers, welker bloed ingebracht is om verzoening te doen in het heili­ge, zal men tot buiten het leger uitvoeren; doch hun vellen, hun vlees en hun mest zullen zij met vuur verbranden.
  3. Wie nu dezelve verbrandt, zal zijn klederen wassen en zijn vlees met water baden en daarna zal hij in het leger komen.

 

VIJF EN VEERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:29-31  veertiende deel

  1. En (dit) zal voor u tot een eeuwige inzetting zijn: gij zult in de zevende maand op den tienden der maand uw zielen verootmoedigen en geen werk doen, inboorling noch vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling verkeert.
  2. Want op dien dag zal hij voor u verzoening doen om u te reinigen; van al uw zonden zult gij voor het aangezicht des HEEREN gereinigd worden.
  3. Dat zal u een sabbat der rust zijn, opdat gij uw zielen verootmoedigt; het is een eeuwige inzetting.

 

ZES EN VEERTIGSTE LEERREDE

LEVITICUS 16:32-34  vijftiende deel

  1. En de priester, dien men gezalfd en wiens hand men gevuld zal hebben om voor zijn vader het priesterambt te bedienen, zal de verzoening doen; als hij de linnen klederen, de heilige klederen zal aangetrokken hebben,
  2. Zo zal hij het heilige heiligdom verzoenen, en de tent der samenkomst en het altaar zal hij verzoenen; desgelijks voor de priesters en voor al het volk der gemeente zal hij verzoening doen.
  3. En dit zal u tot een eeuwige inzetting zijn, om voor de kinderen Israëls van al hun zonden eenmaal des jaars verzoe­ning te doen. En men deed, gelijk als de HEERE geboden had.

 

 

DEEL 2

 

ZEVEN EN VEERTIGSTE LEERREDE

PSALM 23:1  eerste deel

  1. Een psalm van David. De HEERE is mijn Herder.

 

ACHT EN VEERTIGSTE LEERREDE

PSALM 23:1  tweede deel

  1. Mij zal niets ontbreken.

 

NEGEN EN VEERTIGSTE LEERREDE

PSALM 23:2  eerste deel

  1. Hij doet mij nederliggen in grazige weiden.

 

VIJFTIGSTE LEERREDE

PSALM 23:2  tweede deel

  1. Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren.

 

EEN EN VIJFTIGSTE LEERREDE

PSALM 23:3  eerste deel

  1. Hij verkwikt mijn ziel.

 

TWEE EN VIJFTIGSTE LEERREDE

PSALM 23:3  tweede deel

  1. Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid om Zijns Naams wil.

 

DRIE EN VIJFTIGSTE LEERREDE

PSALM 23:4  eerste deel

  1. Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij.

 

VIER EN VIJFTIGSTE LEERREDE

PSALM 23:4  tweede deel

  1. Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.

 

VIJF EN VIJFTIGSTE LEERREDE

PSALM 23:5  eerste deel

  1. Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders.

 

ZES EN VIJFTIGSTE PREDIKATIE

PSALM 23:5  tweede deel

  1. Gij maakt mijn hoofd vet met olie.

 

ZEVEN EN VIJFTIGSTE PREDIKATIE

PSALM 23:5  derde deel

  1. Mijn beker is overvloeiende.

 

ACHT EN VIJFTIGSTE PREDIKATIE

PSALM 23:6  eerste deel

  1. Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens.

 

NEGEN EN VIJFTIGSTE LEERREDE

PSALM 23:6  tweede deel

  1. En ik zal in het huis des HEEREN blijven in lengte van dagen.

 

ZESTIGSTE LEERREDE

SPREUKEN 9:1,2

  1. De opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd, Zij heeft Haar zeven pilaren gehouden.
  2. Zij heeft Haar slachtvee geslacht, Zij heeft Haar wijn gemengd, ook heeft Zij Haar tafel toegericht.

 

EEN EN ZESTIGSTE LEERREDE

SPREUKEN 9:3,4

  1. Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden, Zij nodigt op de tinnen der stad:
  2. Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts! Tot den verstanden­loze zegt Zij:

 

TWEE EN ZESTIGSTE LEERREDE

SPREUKEN 9:5

  1. Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn, (dien) Ik gemengd heb.

 

DRIE EN ZESTIGSTE LEERREDE

SPREUKEN 9:6

  1. Verlaat de slechtigheden en leeft; en treedt in den weg des verstands.

 

VIER EN ZESTIGSTE PREDIKATIE

HOOGLIED 1:4  eerste deel

  1. Trek mij, wij zullen U nalopen.

 

VIJF EN ZESTIGSTE LEERREDE

HOOGLIED 1:4  tweede deel

  1. De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden.

 

ZES EN ZESTIGSTE LEERREDE

HOOGLIED 1:4  derde deel

  1. Wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn.

 

ZEVEN EN ZESTIGSTE LEERREDE

LUKAS 8:4

  1. Als nu een grote schare bijeenvergaderde, en zij van alle steden tot Hem kwamen, zo zeide Hij door gelijkenis.

 

ACHT EN ZESTIGSTE LEERREDE

LUKAS 8:5  eerste deel

  1. Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien.

 

NEGEN EN ZESTIGSTE LEERREDE

LUKAS 8:5  tweede deel

  1. En als hij zaaide, viel het ene bij den weg, en werd ver­treden.

 

ZEVENTIGSTE LEERREDE

LUKAS 8:5  derde deel

  1. En de vogelen des hemels aten dat op.

 

EEN EN ZEVENTIGSTE LEERREDE

LUKAS 8:6  eerste deel

  1. En het andere viel op een steenrots, en opgewassen zijnde is het verdord, omdat het geen vochtigheid had.

 

TWEE EN ZEVENTIGSTE PREDIKATIE

LUKAS 8:6  tweede deel

  1. En het andere viel op een steenrots, en opgewassen zijnde is het verdord, omdat het geen vochtigheid had.

 

DRIE EN ZEVENTIGSTE PREDIKATIE

LUKAS 8:7

  1. En het andere viel in het midden van de doornen, en de doornen mede opwassende verstikten hetzelve.

 

VIER EN ZEVENTIGSTE PREDIKATIE

LUKAS 8:8  eerste deel

  1. En het andere viel op de goede aarde, en opgewassen zijnde, bracht het honderdvoudige vrucht voort.

 

VIJF EN ZEVENTIGSTE PREDIKATIE

LUKAS 8:8  tweede deel

  1. En het andere viel op de goede aarde, en opgewassen zijnde, bracht het honderdvoudige vrucht voort.

 

ZES EN ZEVENTIGSTE LEERREDE

GALATEN 2:20  eerste deel

  1. Ik ben met Christus gekruist.

 

ZEVEN EN ZEVENTIGSTE LEERREDE

GALATEN 2:20  tweede deel

  1. En ik leef.

 

ACHT EN ZEVENTIGSTE LEERREDE

GALATEN 2:20  derde deel

  1. Doch niet meer ik.

 

NEGEN EN ZEVENTIGSTE LEERREDE

GALATEN 2:20 vierde deel

  1. Maar Christus leeft in mij.

 

TACHTIGSTE LEERREDE

GALATEN 2:20  vijfde deel

  1. En hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods.

 

EEN EN TACHTIGSTE LEERREDE

GALATEN 2:20  zesde deel

  1. Die mij liefgehad heeft en Zichzelven voor mij overgegeven heeft.

 

TWEE EN TACHTIGSTE LEERREDE

KOLOSSENZEN 3:1  eerste deel

  1. Indien gij dan met Christus opgewekt zijt.

 

DRIE EN TACHTIGSTE LEERREDE

KOLOSSENZEN 3:1  tweede deel

  1. Zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zit­tende aan de rechter(hand) Gods.

 

VIER EN TACHTIGSTE LEERREDE

KOLOSSENZEN 3:2

  1. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn.

 

VIJF EN TACHTIGSTE LEERREDE

KOLOSSENZEN 3:3  eerste deel

  1. Want gij zijt gestorven.

 

ZES EN TACHTIGSTE LEERREDE

KOLOSSENZEN 3:3  tweede deel

  1. En uw leven is met Christus verborgen in God.

 

ZEVEN EN TACHTIGSTE LEERREDE

KOLOSSENZEN 3:4

  1. Wanneer (nu) Christus zal geopenbaard zijn, Die ons Leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijk­heid.

 

ACHT EN TACHTIGSTE LEERREDE

OPENBARING 20:11-15  eerste deel

  1. En ik zag een groten witten troon, en Dengene Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvlood, en geen plaats is voor die gevonden.
  2. En ik zag de doden, klein en groot, staande voor God; en de boeken werden geopend; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de doden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hun werken.
  3. En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoor­deeld, een iegelijk naar hun werken.
  4. En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood.
  5. En zo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs.

 

NEGEN EN TACHTIGSTE LEERREDE

OPENBARING 20:11-15  tweede deel

  1. En ik zag een groten witten troon, enz.

 

NEGENTIGSTE LEERREDE

OPENBARING 20:11-15  derde deel

  1. En ik zag een groten witten troon, enz.