Comrie A. – Verzameling van leerredenen

Verzameling van leerredenen € 35,-

Hierin worden verschillende kranke en kwijnende zielen aangewezen, hun begeerten en bezwaren voorgesteld, de werkzaamheid en herstelling daarvan; ook hoe de herstelden dan leven. In de vorm van preken.

ISBN 978-90-79473-05-2

INHOUD

DER

PREDIKATIES, WELKE IN DIT WERK VOORKOMEN

 

1.

Een dodige en benauwde ziel biddende om levendmaking en troost. Uit Ps. 143:21.

O Heere, maak mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, om Uw gerechtigheid.

2.

Het verlaten van God, de enige Heilbron, en gaan tot de gebro­ken bakken; een dodige en laag levende Christen tot deszelfs overtuiging en beschaming voorgesteld. Uit Jer. 2:13.

Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan: Mij, de Springader des levenden en waters, hebben zij verlaten, om zichzelven bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water hou­den.

3.

Een gelovige door gevoel van ellende getroffen, en daaruit werkzaam in het wederkeren tot zijn Verbondsgod. Uit Hos. 2:6, tweede deel.

Ik zal heengaan en keren weder tot mijn vorigen Man, want toen was mij beter dan nu.

4.

Een gelovige tot de eerste Man, met geween en smeking naderen­de. Uit Jer. 31:9.

Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal ik hen voeren; Ik zal ze leiden aan de waterbeken in een rechten weg, waarin zij zich niet zullen stoten; want Ik ben Israël tot een Vader en Efraïm, die is Mijn eerstgeborene.

5.

Een hartsterking voor een wederkerende gelovige, tegen het bezwijken onder het gemis van de Goddelijke troost. Uit Jes. 41:17.

De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de HEERE, zal ze verhoren, Ik, de God Israëls, zal ze niet verlaten.

6.

Een wederkerende gelovige, onder gemis van Jezus’ nabijheid niet bezwijkende, maar om nabijheid in de gebeden worstelende, en daarin drangredenen gebruikende, ontleend van de goede reuk van Zijn oliën, enz. Uit Hoogl. 1:3.

Uw oliën zijn goed tot reuk, Uw Naam is een olie, die uitge­stort wordt; daarom hebben u de maagden lief.

7.

De dodige hersteld door Gods genaderijke toenadering. Uit Ps. 102:18,19.

Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen die gans ont­bloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed. Dat zal beschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven.

8.

Een herstelde gelovige zijn verdenkers onderrichtende. Uit Hoogl. 1:5.

Ik ben zwart, doch lieflijk (gij dochteren van Jeruzalem), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo.

9.

Een herstelde, zijn onderrichting tot waarschuwing toepassen­de, opdat ongeoefenden voor zichzelf geen nadelig gebruik van zijn vorige dodigheit mochten maken. Uit Hoogl. 1:6.

Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontsto­ken, zij hebben mij gezet tot een hoedster der wijngaar­den. Mijn wijngaard dien ik heb, heb ik niet gehoed.

10.

De Verbondsgod Zich in Zijn algenoegzaamheid aan de herstelden voorstellende, om ze op te wekken tot een wandelen voor Zijn aangezicht in alle oprechtheid. Uit Gen. 17:1b.

Ik ben God, de Almachtige, wandel voor Mijn aangezicht en zijt oprecht.