Barueth J. – De predikende en wonderdoende Christus – 2 delen

INHOUD DEEL 1

JEZUS TOT LERAAR INGEHULDIGD BIJ ZIJN DOOP

MATTHEÜS 3:13-17                                               

13 Toen kwam Jezus van Galiléa naar de Jordaan tot Johannes, om van hem gedoopt te worden.

JEZUS IN ZIJN LEERAMBT BEPROEFD DOOR VERZOEKINGEN DES DUIVELS

MATTHEÜS 4:1-11                                                 

1 Toen werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel.

HET EERSTE WONDERWERK TE KANA IN GALILEA

JOHANNES 2:1-11                                                  

1 En op den derden dag was er een bruiloft te Kana in Galiléa; en de moeder van Jezus was aldaar.

JEZUS’LEER VAN DE HEILIGHEID DES TEMPELS

JOHANNES 2:13,17                                                 

13 En het pascha der Joden was nabij, en Jezus ging op naar Jeruzalem.

JEZUS’ LEER VAN HET GROTE EINDE VAN ZIJN

MIDDELAARSAMBT

JOHANNES 3:16                                                     

16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

DE DOODKRANKE ZOON VAN DE KONINKLIJKE HOVELING GENEZEN

JOHANNES 4:46-54                                                

46 Zo kwam dan Jezus wederom te Kana in Galiléa, waar Hij het water wijn gemaakt had. En er was een zeker koninklijk hoveling, wiens zoon krank was, te Kapérnaüm.

JEZUS PREDIKT TE NAZARETHIN DE SYNAGOGE

LUKAS 4:16-21                                                        

16 En Hij kwam te Nazareth, waar Hij opgevoed was, en ging, naar Zijn gewoonte, op den dag des sabbats in de synagoge, en stond op om te lezen.

JEZUS VERKIEST KAPERNAÜM TOT ZIJN LEERPLAATS

MATTHEÜS 4:13-16                                               

13 En Nazareth verlaten hebbende, is komen wonen te Kapérnaüm, gelegen aan de zee, in de landpalen van Zebulon en Naftali;

JEZUS GENEEST EEN VAN DE DUIVEL BEZETENE

LUKAS 4:33-37                                                        

33 En in de synagoge was een mens, hebbende een geest eens onreinen duivels, en riep uit met grote stem,

JEZUS GENEEST EEN MELAATSE

LUKAS 5:12,13                                                        

12 En het geschiedde als Hij in een dier steden was, zie, er was een man vol melaatsheid; en Jezus ziende, viel hij op het aangezicht en bad Hem, zeggende: Heere, zo Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.

EEN GERAAKTE NAAR ZIEL EN LICHAAM GENEZEN

LUKAS 5:18-25                                                        

18 En zie, enige mannen brachten op een bed een mens die geraakt was, en zochten hem in te brengen en vóór Hem te leggen.

EEN ACHT EN DERTIG JARIGE KRANKE AAN

HET WATER VAN BETHESDA GENEZEN

JOHANNES 5:1-9                                                    

1 Na dezen was een feest der Joden, en Jezus ging op naar Jeruzalem.

ZALIGSPREKING DER ARMEN VAN GEEST

MATTHEÜS 5:1-3                                                   

1 En Jezus de scharen ziende, is geklommen op een berg; en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem.

ZALIGSPREKING DER TREURIGEN

MATTHEÜS 5:4                                                      

4 Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.

ZALIGSPREKING DER ZACHTMOEDIGEN

MATTHEÜS 5:5                                                      

5 Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven.

ZALIGSPREKING DER HOGERIGEN EN DORSTIGEN NAAR DE GERECHTIGHEID

MATTHEÜS 5:6                                                      

6 Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.

ZALIGSPREKING DER BARMHARTIGEN

MATTHEÜS 5:7                                                      

7 Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden.

ZALIGSPREKING DER REINEN VAN HART

MATTHEÜS 5:8                                                      

8 Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien.

ZALIGSPREKING DER VREEDZAMEN

MATTHEÜS 5:9                                                      

9 Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.

ZALIGSPREKING DER VERVOLGDEN

MATTHEÜS 5:10                                                    

10 Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.

ZALIGSPREKING DER GESMADEN, VERVOLGDEN EN GELASTERDEN

MATTHEÜS 5:11                                                    

11 Zalig zijt gij als u de mensen smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil.

JEZUS’ LEER VAN DES MENSEN BESTE ZORG

MATTHEÜS 6:31-33                                               

31 Daarom, zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden?

DE ENGE POORT

MATTHEÜS 7:13,14                                                

13 Gaat in door de enge poort; want wijd is de poort en breed is de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er die door dezelve ingaan;

HET HUIS OP EEN STEENROTS OF ZANDGROND

MATTHEÜS 7:24-27                                               

24 Een iegelijk dan die deze Mijn woorden hoort en dezelve doet, dien zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft;

DE KNECHT VAN DE HOOFDMAN TE KAPERNAÜM GENEZEN

LUKAS 7:1-10                                                          

1 Nadat Hij nu al Zijn woorden voleindigd had ten aanhoren des volks, ging Hij in te Kapernaüm.

DE JONGELING TE NAÏN UIT DE DODEN OPGEWEKT

LUKAS 7:11-17                                                        

11 En het geschiedde op den volgenden dag, dat Hij ging naar een stad, genaamd Naïn, en met Hem gingen velen van Zijn discipelen en een grote schare.

JEZUS’ ZACHTE JUK

MATTHEÜS 11:28-30                                              

28 Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.

DE BOETVAARDIGE ZONDARES

LUKAS 7:36-50                                                        

36 En een der farizeeën bad Hem dat Hij met hem ate; en ingegaan zijnde in des farizeeërs huis, zat Hij aan.

DE GELIJKENIS VAN DE ZAAIER

MATTHEÜS 13: 3-9 en 18-23                                  

3 En Hij sprak tot hen vele dingen door gelijkenissen, zeggende: Zie, een zaaier ging uit om te zaaien.

DE PARABEL VAN HET ONKRUID

MATTHEÜS 13:24-30 en 36-43                               

24 Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een mens die goed zaad zaaide in zijn akker.

DE PARABEL VAN HET MOSTERDZAAD

MATTHEÜS 13:31,32                                              

31 Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk het mosterdzaad, hetwelk een mens heeft genomen en in zijn akker gezaaid;

PARABEL VAN HET ZUURDEEG

MATTHEÜS 13:33                                                  

33 Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een zuurdesem, welken een vrouw nam en verborg in drie maten meel, totdat het geheel gezuurd was.

DE PARABEL VAN DE SCHAT IN DE AKKER

MATHEÜS 13:44                                                     

44 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker.

DE PARABEL VAN DE PARELKOPER

MATTHEÜS 13:45,46                                              

45 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk een koopman die schone parelen zoekt;

PARABEL VAN HET VISNET

MATTHEÜS 13:47-50                                              

47 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten van vissen samenbrengt;

JEZUS STILT ZEE EN WINDEN

MARKUS 4:35-41                                                    

35 En op denzelven dag, als het nu avond geworden was, zeide Hij tot hen: Laat ons overvaren aan de andere zijde.

DE DUIVELEN IN DE ZWIJNEN

MARKUS 5:1-20                                                      

1 En zij kwamen over op de andere zijde der zee, in het land der Gadarénen.

HET DOCHTERTJE VAN JAÏRUS UIT DE DODEN OPGEWEKT

MARKUS 5:21-24a, 35-43                                        

21 En als Jezus wederom in het schip overgevaren was aan de andere zijde, vergaderde een grote schare bij Hem; en Hij was bij de zee.

DE VIJF GERSTENBRODEN EN TWEE VISSEN

JOHANNES 6:1-14                                                  

1 Na dezen vertrok Jezus over de Zee van Galiléa, welke is de Zee van Tibérias.

JEZUS WANDELT OP DE ZEE

MATTHEÜS 14:22-33                                              

23 En als Hij nu de scharen van Zich gelaten had, klom Hij op den berg alleen, om te bidden. En als het nu avond was geworden, zo was Hij daar alleen.

DE DOCHTER DER KANANESE VROUW GENEZEN

MATTHEÜS 15:21-28                                              

21 En Jezus vandaar gaande, vertrok naar de delen van Tyrus en Sidon.

EEN DOVE AAN DE GALILESE ZEE GENEZEN

MARKUS 7:31-37                                                    

31 En Hij wederom weggegaan zijnde van de landpalen van Tyrus en Sidon, kwam aan de Zee van Galiléa, door het midden der landpalen van Dekápolis.

JEZUS’ KRUISLES

MATTHEÜS 16:24                                                  

24 Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij.

EEN BLINDE NABIJ BETHSAÏDA

MARKUS 8:22-26                                                    

22 En Hij kwam te Bethsáïda; en zij brachten tot Hem een blinde, en baden Hem dat Hij hem aanraakte.

 

INHOUD DEEL 2

 

JEZUS OP DE BERG VERHEERLIJKT

MATTHEÜS  17:1-5                                              

1 En na zes dagen nam Jezus met Zich Petrus en Jakobus en Johannes, zijn broeder, en bracht hen op een hogen berg alleen. Enz.

 

EEN MAANZIEKE GENEZEN

MATTHEÜS 17:14-18                                           

14 En als zij bij de schare gekomen waren, kwam tot Hem een mens, vallende voor Hem op de knieën en zeggende:

 

HET MEESTERSCHAP DER DISCIPELEN BETEUGELD

MATTHEÜS 18:1-6                                               

1 Te dierzelver ure kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende: Wie is toch de meeste in het Koninkrijk der hemelen?

 

DE PARABEL VAN DE ONBARMHARTIGE

DIENSTKNECHT

MATTHEÜS 18:23-35                                           

23 Daarom wordt het Koninkrijk der hemelen vergeleken bij een zekeren koning, die rekening met zijn dienstknechten houden wilde.

 

LES VAN ZACHTMOEDIGHEID

LUKAS 9:51-56a                                                    

51 En het geschiedde als de dagen Zijner opneming vervuld werden, zo richtte Hij Zijn aangezicht om naar Jeruzalem te reizen.

 

JEZUS’ RECHTE VOLGERS

LUKAS 9:56b-62                                                    

56b En zij gingen naar een ander vlek.

 

DE BARMHARTIGE SAMARITAAN

LUKAS 10:29-37                                                    

29 Maar hij willende zichzelven rechtvaardigen, zeide tot Jezus: En wie is mijn naaste?

 

DE BEZORGDE MARTHA

LUKAS 10:38-42a                                                  

38 En het geschiedde als zij reisden, dat Hij kwam in een vlek; en een zekere vrouw, met name Martha, ontving Hem in haar huis.

 

DE WIJZE KEUZE VAN MARIA

LUKAS 10:42b                                                       

Doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal weggenomen worden.

 

DE PARABEL VAN DE VRIEND TE MIDDERNACHT

LUKAS 11:5-13                                                      

5 En Hij zeide tot hen: Wie van u zal een vriend hebben, en zal te middernacht tot hem gaan en tot hem zeggen: Vriend, leen mij drie broden;

 

JEZUS DE MEERDERE SALOMO EN JONA

LUKAS 11:29-31                                                    

29 En als de scharen dicht bijeenvergaderden, begon Hij te zeggen: Dit is een boos geslacht; het verzoekt een teken, en hun zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona, den profeet.

 

DE PARABEL VAN DE RIJKE DWAAS

LUKAS 12:16-21                                                    

16 En Hij zeide tot hen een gelijkenis en sprak: Eens rijken mensen land had wel gedragen;

 

DE PARABEL VAN DE ONVRUCHTBARE

VIJGENBOOM

LUKAS 13:6-9                                                        

6 En Hij zeide deze gelijkenis: Een zeker man had een vijgenboom, geplant in zijn wijngaard; en hij kwam en zocht vrucht daarop, en vond ze niet.

 

DE PARABEL VAN HET VERLOREN SCHAAP

LUKAS 15:1-7                                                        

1 En al de tollenaars en de zondaars naderden tot Hem om Hem te horen.

 

DE PARABEL VAN DE VERLOREN PENNING

LUKAS 15:8-10                                                      

8 Of wat vrouw, hebbende tien penningen, indien zij één penning verliest, ontsteekt niet een kaars, en keert het huis met bezemen.

 

DE PARABEL VAN DE VERLOREN ZOON  I

LUKAS 15:11-13                                                    

11 En Hij zeide: Een zeker mens had twee zonen.

 

DE PARABEL VAN DE VERLOREN ZOON II

LUKAS 15:14-16                                                    

14 En als hij het alles verteerd had, werd er een grote hongersnood in datzelve land, en hij begon gebrek te lijden.

 

DE PARABEL VAN DE VERLOREN ZOON  III

LUKAS 15:17-20a                                                  

17 En tot zichzelven gekomen zijnde, zeide hij: Hoevele huurlingen mijns vaders hebben overvloed van brood, en ik verga van honger!

 

DE PARABEL VAN DE VERLOREN ZOON  IV

LUKAS 15:20b-24                                                  

20b En als hij nog ver van hem was, zag hem zijn vader, en werd met innerlijke ontferming bewogen; en toelopende viel hem om zijn hals en kuste hem.

 

DE PARABEL VAN DE VERLOREN ZOON V

LUKAS 15:25-28a                                                  

25 En zijn oudste zoon was in het veld; en alzo hij kwam en het huis genaakte, hoorde hij het gezang en het gerei.

 

DE PARABEL VAN DE VERLOREN ZOON  VI

LUKAS 15:28b-32                                                  

28b Zo ging dan zijn vader uit en bad hem.

 

DE PARABEL VAN DE

ONRECHTVAARDIGE RENTMEESTER

LUKAS 16:1-8                                                        

1 En Hij zeide ook tot Zijn discipelen: Er was een zeker rijk mens, welke een rentmeester had; en deze werd bij hem verklaagd, als die zijn goederen doorbracht.

 

DE PARABEL VAN DE RIJKE MAN EN LAZARUS I

LUKAS 16:19-21                                                    

19 En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig.

 

 

DE PARABEL VAN DE RIJKE MAN EN LAZARUS II

LUKAS 16:22,23                                                    

22 En het geschiedde dat de bedelaar stierf en van de engelen gedragen werd in den schoot van Abraham.

 

DE PARABEL VAN DE RIJKE MAN EN LAZARUS III

LUKAS 16:24-26                                                    

24 En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner en zend Lázarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; want ik lijd smarten in deze vlam.

 

DE PARABEL VAN DE RIJKE MAN EN LAZARUS IV

LUKAS 16:27-31                                                    

27 En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis;

 

TIEN MELAATSEN GENEZEN

LUKAS 17:11-19                                                    

11 En het geschiedde als Hij naar Jeruzalem reisde, dat Hij door het midden van Samaría en Galiléa ging.

 

DE PARABEL VAN DE RECHTER EN DE WEDUWE

LUKAS 18:1-8                                                        

1 En Hij zeide ook een gelijkenis tot hen, daartoe strekkende dat men altijd bidden moet en niet vertragen;

 

DE PARABEL VAN DE FARIZEEËR

EN DE TOLLENAAR

LUKAS 18:9-14                                                      

9 En Hij zeide ook tot sommigen die bij zichzelven vertrouwden dat zij rechtvaardig waren en de anderen niets achtten, deze gelijkenis:

 

DE PARABEL VAN DE ARBEIDERS

IN DE WIJNGAARD

MATTHEÜS 20:1-16                                             

1 Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk een heer des huizes, die met den morgenstond uitging om arbeiders te huren in zijn wijngaard.

 

TWEE BLINDEN AAN DE WEG GENEZEN

MATTHEÜS 20:29-34                                           

29 En als zij van Jericho uitgingen, is Hem een grote schare gevolgd.

 

LAZARUS UIT DE DODEN OPGEWEKT

JOHANNES 11:38-44                                            

38 Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd.

 

DE VIJGENLOZE VIJGENBOOM VERVLOEKT

MARKUS 11:12-14                                                

12 En des anderen daags, als zij uit Bethanië gingen, hongerde Hem.

 

DE PARABEL VAN DE TWEE ZONEN GEZONDEN NAAR DE WIJNGAARD

MATTHEÜS 21:28-32                                           

28 Maar wat dunkt u? Een mens had twee zonen, en gaande tot den eerste, zeide: Zoon, ga heen, werk heden in mijn wijngaard.

 

DE PARABEL VAN DE WIJNGAARD VERHUURD

AAN DE LANDLIEDEN

MATTHEÜS 21:33                                                

33 Hoort een andere gelijkenis. Er was een heer des huizes, die een wijngaard plantte, en zette een tuin daarom, en groef een wijnpersbak daarin, en bouwde een toren, en verhuurde dien den landlieden, en reisde buitenslands.

 

DE PARABEL VAN DE WIJNGAARD VERHUURD

AAN DE LANDLIEDEN II

MATTHEÜS 21:34-44                                           

34 Toen nu de tijd der vruchten genaakte, zond hij zijn dienstknechten tot de landlieden om zijn vruchten te ontvangen.

 

DE PARABEL VAN DE KONINKLIJKE BRUILOFT I

MATTHEÜS 22:1-4                                               

1 En Jezus antwoordende sprak tot hen wederom door gelijkenissen, zeggende:

 

DE PARABEL VAN DE KONINKLIJKE BRUILOFT II

MATTHEÜS 22:5-10                                             

5 Maar zij zulks niet achtende, zijn heengegaan, deze tot zijn akker, gene tot zijn koopmanschap.

 

DE PARABEL VAN DE KONINKLIJKE BRUIKOFT III

MATTHEÜS 22:11-14                                           

 En als de koning ingegaan was om de aanzittende gasten te overzien, zag hij aldaar een mens, niet gekleed zijnde met een bruiloftskleed;

 

DE PARABEL VAN DE WIJZE EN DWAZE MAAGDEN I

MATTHEÜS 25:1-5                                               

1 Alsdan zal het Koninkrijk der hemelen zijn gelijk tien maagden, welke haar lampen namen en gingen uit, den bruidegom tegemoet.

 

DE PARABEL VAN DE WIJZE EN

DWAZE MAAGDEN  II

MATTHEÜS 25:6-13                                             

6 En te middernacht geschiedde een geroep: Zie, de bruidegom komt, gaat uit, hem tegemoet.

 

DE PARABEL VAN DE TALENTEN

MATTHEÜS 25:14-18                                           

14 Want het is gelijk een mens die buitenslands reizende, zijn dienstknechten riep en gaf hun zijn goederen over.

 

DE PARABEL VAN DE TALENTEN II

MATTHEÜS 25:19-30                                           

19 En na een langen tijd kwam de heer van dezelve dienstknechten en hield rekening met hen.

 

HET LAATSTE OORDEEL

MATTHEÜS 25:31-46                                           

31 En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid.